Metafysica
De redacteuren van Aristoteles’ werken gaven deze naam aan werken over de “eerste filosofie”, de filosofie die ging over de verschijnselen van het eerste, de zaken waarover men met de gewone fysica geen onderzoek kon doen.
Volgens Aristoteles is er een kleine groep universele waarheden. De centrale vraag in zijn wetenschap van het zijn, is: wat is de echte, of ware werkelijkheid? Om zijn ideeën te begrijpen moeten we eerst Plato’s voorstelling bekijken.
Volgens Plato “stroomt” alles wat we in de natuur kunnen aanraken en voelen. Er bestaan dus geen onvergankelijke “basisstoffen”. Absoluut alles wat tot de “zintuiglijke wereld” behoort, is gemaakt van een materiaal dat door de tijd wordt aangevreten. Maar ook is alles gevormd volgens een tijdloze “vorm”, die eeuwig en onveranderlijk is. Achter de zintuiglijke werkelijkheid moet dus een eigen werkelijkheid bestaan, die hij de “ideeënwereld” noemde. Daarin zitten de eeuwige en onveranderlijke “modellen” van alle fenomenen die we in de natuur tegenkomen. Wat we met onze zintuigen waarnemen zijn dus slechts “schaduwen” van de eeuwige vormen of ideeën, waarvan we alleen met het verstand zekerheid kunnen krijgen.
Aristoteles vindt dat Plato alles omdraait: de eigenlijke idee, of vorm, bestaat niet, maar ontstaat pas nadat we de eigenschappen enkele malen hebben waargenomen. De hoogste graad van werkelijkheid is dus niet wat we met het verstand denken, maar wat we met onze zintuigen waarnemen. Alle gedachten en ideeën zijn ons bewustzijn binnengekomen toen we ze waarnamen, bij de geboorte is ons verstand helemaal leeg.
De werkelijkheid bestaat volgens Aristoteles uit verschillende, afzonderlijke dingen, die een eenheid van vorm en materie zijn. De materie is het materiaal waarvan een ding gemaakt is, terwijl de vorm uit de specifieke eigenschappen van het ding bestaat. Materie heeft de mogelijkheid om een bepaalde vorm te bereiken. Bij iedere verandering in de natuur gaat materie over van “mogelijkheid” in “werkelijkheid”. Hierbij horen volgens Aristoteles altijd vier soorten oorzaken:
- materiële oorzaak
- de “efficience”, de bewerkende oorzaak
- de vormoorzaak, het idee dat ergens aan ten grondslag ligt
- de doeloorzaak