Slecht nieuws
Melvin de Wildt
Als je het nieuws aan zet word je overspoeld met slecht nieuws, terwijl de meeste mensen liever goed nieuws horen. Groepen of mensen die op deze manier in de media voorkomen hebben vaak zelfs profijt van deze negatieve aandacht. Moeten we dat slechte gedrag wel belonen?
Als je mensen vraagt of ze liever goed of slecht nieuws horen, zullen de meesten antwoorden met goed nieuws. Ik ben één van die mensen. Soms volg ik maanden lang geen nieuws, dingen die écht belangrijk zijn hoor je toch wel via via. Mijn dagen zien er exact hetzelfde uit, of ik nou wel of geen nieuws volg.
Door elk negatief nieuwsbericht raak je kort geëmotioneerd, maar vervolgens verloopt je dag exact op dezelfde manier. Of er nu een natuurramp is geweest, de oorlog van Syrië een andere wending krijgt of de hoodvloggers van Zaandam weer iemand van hun fiets getrapt hebben, je hebt er niks aan om het te weten. Je vormt een mening aan de hand van de gefragmenteerde kennis die je door de media voorgeschoteld krijgt en schildert die mensen af als onbehoorlijk, terwijl jij zelf de belichaming bent van de fatsoenlijke Nederlander.
Al die meningen gebaseerd op gefragmenteerde kennis zijn bovendien waardeloos. Het is toch veel beter dat iemand met volledige kennis van zaken beslist of er steun komt voor een natuurramp of wat er met het conflict in Syrië wordt gedaan vanuit Nederland?
Slecht nieuws interessanter
We vinden slecht nieuws dus interessanter dan goed nieuws. Dit komt onder andere doordat wij denken dat de wereld rooskleuriger is dan zij daadwerkelijk is. In ons eigen leven, gelokaliseerd in het veilige Westen, komt alles uiteindelijk wel goed. Dit positieve wereldbeeld zorgt ervoor dat slecht nieuws des te choquerender is.
Kennis over de omstandigheden in Syrië verbreedt ons wereldbeeld. Beelden over de oorlog in Syrië maken ons bewust van het leed wat die mensen over zich heen krijgen. Op die manier kunnen we ons inleven en verplaatsen in de slachtoffers die, onder andere, om onze hulp vragen.
Daarnaast is de mens evolutionair gezien gefocust op gevaar. Het kan het verschil uitmaken tussen leven en dood. Door op de hoogte te zijn van de gevaren om ons heen hebben we meer kans om te overleven.
Onze nieuwsgierigheid speelt ook een grote rol. Het is de trend van nu, we willen van alles op de hoogte zijn. Op de hoogte van al onze vrienden via Whatsapp, van iedere vage kennis via Facebook en van de hele wereld via het nieuws. Op die manier kunnen we ons beter voorbereiden op negatieve gebeurtenissen.
Maar wat nou als je niets wist van de oorlog in Syrië? Als je niets wist van de kernproeven van Noord Korea en niks hoorde van de hoodvloggers in Zaandam en de banga lijst van Vindicat? Zag je dag er nu dan anders uit? Mis je dan echt iets belangrijks?
Slecht nieuws dicteert
Journalisten hebben er de gewoonte van gemaakt zich te focussen op slecht nieuws. De media zijn immers commerciële bedrijven en zullen alles doen om meer winst te maken. Veel mensen zeggen het goede nieuws te verkiezen boven het slechte, maar is dat zo?
In Engeland onderzocht men of dat waar is. De deelnemers werd verteld dat zij voor een onderzoek een aantal willekeurige artikelen moesten lezen. De deelnemers kozen vaak nieuwsberichten met een negatieve toon in plaats van positief nieuws. Opvallend is dat zij juist lieten weten liever goed nieuws te zien dan slecht nieuws. De deelnemers vonden dat de media over het algemeen te veel de focus leggen op negatief nieuws. Het schrijnende is dat wij, de lezers, hier zelf verantwoordelijk voor zijn.
Opvoeding
Denk even terug aan je opvoeding. Aangezien je waarschijnlijk Werktuigbouwkunde studeert ga ik er even vanuit dat deze goed is geweest. Bij de opvoeding van kinderen wordt goed gedrag doorgaans beloond en slecht gedrag bestraft. Wat we bij de hoodvloggers, straathyena’s en terroristen doen staat loodrecht op deze opvatting. We belonen juist hun negatieve gedrag met aandacht in de media. “Negatieve publiciteit is ook publiciteit”, zullen zij denken. Aandacht is aandacht, wij belonen hun slechte gedrag. Die negatieve aandacht is precies wat zij willen.
Vooroordelen
Uit het geval van de treitervloggers wordt duidelijk hoe de media inspelen op bestaande vooroordelen. Hierdoor bevinden we ons in een vicieuze cirkel. Deze vooroordelen worden gevoed, waardoor de kloof tussen verschillende culturele groepen in stand gehouden wordt.
Wat nu als we al deze negatieve publiciteit niet meer zouden hebben? Heb je dan nog redenen om vooroordelen over bepaalde groepen te hebben?
Vroeger, toen de politiek nog een visie had
Ook de politiek wordt beïnvloed door de media. De politiek draait momenteel op emotie. De media dicteren wat belangrijk is en wat besproken wordt. Een tijdje terug sprak premier Rutte zich uit over de incidenten in Zaandam: “tuig van de richel”, noemde hij het en “pleurt op” adviseerde hij de broeders van een andere moeder. Vervolgens viel heel politiek Nederland over zijn uitspraken en ging een groot deel van de algemene politieke beschouwing, een van de belangrijkste politieke debatten, over zijn uitspraken. De politiek staat met de rug tegen de muur, ze moeten er wel wat mee doen want anders gaat het ze stemmen kosten. Ik kan me voorstellen dat een groepje onrustzaaiers nou niet bepaald iets is waar je je mee bezig wilt houden als premier van Nederland.
Even later wordt de beerput van Vindicat en ontgroeningen open getrokken en is de politiek daar weer mee bezig. De politiek is niet aan het regeren met een visie, ze beoefenen reageer-politiek. “Vroeger toen de politiek nog een lange termijn visie had en TNO oprichtte”, zei Gert Witvoet. Hier is tegenwoordig geen ruimte meer voor, de politiek is veel te druk bezig alle rommel op te ruimen die de media in hun schoot pleuren.
Media monster
De media lijken een oorzaak van veel problematiek, maar we hebben het monster zelf gecreëerd. We willen het niet, maar indirect komt dit voort uit onze wil. Moeten we de straathyena’s, hoodvloggers en terroristen minder aandacht geven, moeten we minderen met slecht nieuws in het algemeen of moeten we slecht nieuws misschien helemaal afschaffen?
Publicatie verschenen in Simon Ster 48.1
8 Vet handige doping tips
Melvin de Wildt
Slikken alsof je leven ervan af hangt
Terwijl in Groot-Brittannië 150 topsporters worden verlinkt op het gebruik van doping, is het in de studentenwereld niet veel beter. Het verschil zit hem in de topsport die de twee groepen beoefenen. Waar de topsporters streng gecontroleerd worden gaan de studenten vooralsnog vrolijk door.
De topsport van de student is uiteraard het nuttigen van alcohol. In De Weeghconst of op Stratum, uit verveling of door groepsdruk; bijna altijd lijkt het een goed idee. Wanneer je de volgende ochtend wakker wordt door de eerste zonnestralen schiet de hoofdpijn in je hoofd, val je bijna om van duizeligheid en door de misselijkheid vervangt het avondeten het ontbijt. Het doel van doping is het bevorderen van de in de topsport geleverde prestatie. In deze rubriek worden acht vet handige tips besproken die iedereen allang gebruikt om beter te presteren tijdens de topsport van de student.
Je zult het vast weleens gemerkt hebben. Het is donderdagmiddag iets na vieren, die ochtend viel je bijna in slaap tijdens college en het enige wat je gegeten hebt is een banaan en twee boterhammen. Je voelt je leeg maar toch begeef je je naar De Weeghconst. Na twee biertjes voel je dat de alcohol aanslaat en je voelt hem al zitten. Een lege maag zorgt ervoor dat alcohol sneller opgenomen wordt in het bloed. Dit zorgt ervoor dat je sneller symptomen van dronkenschap zal laten zien. Zorg er dan ook voor dat je goed gegeten hebt of tijdens het stappen even een kroket uit de muur haalt als je langer door wilt gaan.
Etymologie
Nnl. kater “haarpijn” [1897; Woordenschat], [de goedkope wijn] bezorgde hun een jammerlijke lamlendigheid, een kater als een tijger zoo valsch [1906; WNT].
Maar wat zorgt er nu voor dat je je de dag erop zo belabberd voelt? Kort gezegd komt dit neer op vochtverlies, ophoping van acetaldehyde en maagslijmvliesirritatie. Superleuk natuurlijk, al die termen, maar wat kun je er tegen doen? Tegen vochtverlies is het verstandig om tijdens het drinken van alcohol af en toe ook ander vocht te nuttigen. Tegen de giftige stof acetaldehyde helpen alleen pijnstillers en maagslijmvliesirritatie gebeurt minder op een lege maag. De wetenschap is nog altijd bezig om de gouden formule te vinden, maar dit heeft tot op heden nog weinig opgeleverd. Daarom worden hier acht vet handige tips besproken.
Een kater voorkomen?
“Minder drinken!” hoor ik je denken. Fout. Je weet donders goed dat je niet over een dergelijk doorzettingsvermogen beschikt om uw topsport zomaar aan de kant te schuiven.
1 Heldere & sterke drank
Over het algemeen zitten in donkerkleurige drank meer chemische stoffen die zorgen voor een kater. Ook in gedestilleerde drank zit minder troep (foezelolie). Wil je geen kater? Drink dan heldere of sterke drank.
2 De Hoek
Een vette hap na het stappen? Buiten het feit dat het niet te vreten is bij De Hoek is je lever is al druk genoeg met het afbreken van alcohol. En dan laat je hem ook nog eens die vette troep die je naar binnen schuift afbreken? Je kan beter een wokje bestellen, noedels en kip leveren koolhydraten en proteïnen, veel chiller voor je maag.
3 Koffie, spek en een gebakken ei
Man man man, wat een beginnersfout. Koffie lijkt op korte termijn wonderen te doen, maar versterkt de negatieve effecten van alcohol alleen maar. Vet eten helpt ook niet, eet liever fruit, fructose helpt je lichaam de alcohol afbreken. Oh, en dat eitje kun je beter koken, is goed voor de vermoeidheid.
4 Een herstellitertje
Andere verhalen over een ‘Bloody Mary’ of een herstellitertje zijn weggelegd voor de kortzichtige opportunist. Het is natuurlijk ontzettend stoer, maar de kater zal een tijdje later met gestrekt been inkomen.
5 De anti-kater pil
De pil is op de Nederlandse markt gebracht onder de naam “paraxine” en later kwamen namen als “KG-2” daarbij. Oorspronkelijk is de pil door de Russische geheime dienst KGB ontwikkeld. De pil zou spionnen in staat stellen ook dronken nog te kunnen functioneren. De pil bevat asparagine, vitamines en suiker. Asparagine helpt bij het afbreken van het eerder genoemde acetaldehyde. Je dronkenschap zal dus niet afnemen, maar de alcohol wordt sneller afgebroken. TNO heeft de pil onderzocht. Theoretisch zou het de afbraak van alcohol kunnen bevorderen, maar in de praktijk was er weinig van te merken. Er bestaan meer van dit soort pillen zoals ook ‘Hangovercaps’. Toch plaatsen wij deze soort in de categorie ‘placebo’.
6 Regel iemand
Goed en lang slapen is belangrijk om een kater te verminderen. Het is bewezen dat men beter en dieper slaapt na een goede pot seks. Dus al doe je het niet omdat de ander zo leuk is, denk dan aan je kater voor de ochtend erna. Zorg er wel voor dat je niet hoeft te vluchten de volgende ochtend. Lang slapen zal het positieve effect alleen nog maar versterken.
7 Met het beste been uit bed
Niet zo veel last van hoofdpijn, maar is het ochtendbraken jouw probleem? Doe dan iets aan je oriëntatie. Door met één been uit bed te slapen is jouw oriëntatie het probleem niet meer en zal de duizeligheid afnemen. Ook zal je op deze manier altijd met het goede been uit bed stappen. Een goede bijkomstigheid voor de toch al zware dag.
8 Een diagonaaltje apotheek
Omdat we meerdere symptomen moeten bestrijden kan deze cocktail wellicht werken. De crème de la crème wat betreft anti-kater recepten. Wanneer je echt moet strijden tegen een heftige kater kun je de lokale apotheek leeg kopen. Voor dit recept zijn de volgende middelen nodig: Water, Vitamine B-bruis, Multivitamine Energie-bruis, een zakje ORS en 1 paracetamol. Je doet er verstandig aan om voor het stappen de voorbereidingen te nemen. Vul een grote fles met water. Voeg hier vervolgens de pillen en het zakje ORS aan toe en laat het oplossen. Na het stappen drink je de helft van de fles op en bij het wakker worden de rest. Je zult je kiplekker voelen en alle symptomen zullen met de eerste ochtendgloren verdwijnen.
De wetenschap heeft vooralsnog geen wondermiddel kunnen bewijzen, maar er zijn talloze theorieën te vinden. Wellicht is het combineren van enkele tactieken de geheime formule. Spreid daarom vooral je kansen. Test enkele combinaties uit in naam van de wetenschap en maak je bevindingen kenbaar aan Rhetoricadispuut Tau. We wensen je veel sterkte met het uitproberen van de tips.
Publicatie verschenen in Simon Ster 47.4
Bram Moszkowicz
Neêrlands meest bekende advocaat
Daan Dams

Bram Moszkowicz
Neêrlands meest bekende advocaat heeft al vele beroemde en beruchte mensen onder zijn clientèle gehad. Hij was onder andere de advocaat van Desi Bouterse, Willem Endstra, Willem Holleeder, Geert Wilders, Patty Brard en Robin van Persie. Door flaters die hij zelf is begaan is hij tegenwoordig echter geen advocaat meer. Hoe heeft het zover kunnen komen?
Kort na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog bouwt de joodse Max Moszkowicz vanaf de grond een advocatenimperium op in Nederland met kantoren in Maastricht en Amsterdam, uiteindelijk zou Bram de vestiging in Amsterdam gaan leiden. Voor ons land was een dergelijk advocatenbureau opmerkelijk en het groeide dan ook al snel uit tot het bekendste en meest gerenommeerde bureau van Nederland.
Op 26 juni 1960 wordt Abraham Maarten Bram Moszkowicz geboren. Net zoals zijn vader en drie broers David, Max Jr. en Robert wilde Bram rechten gaan studeren. Na eerst zijn jeugd doorgebracht te hebben bij zijn vader in Maastricht vertrekt hij naar Amsterdam waar hij rechten gaat studeren. In Amsterdam waren er maar weinig zuiderlingen en hiermee viel Bram natuurlijk erg op. Tijdens zijn studie stond hij al bekend om zijn nette taalgebruik en formele kledingstijl: een net pak met gelakte schoenen. Zelden werd Moskowicz informeel gekleed op de universiteit gespot.
Op inhoudelijk gebied viel de jonge Moszkowicz echter totaal niet op volgens één van zijn docenten. Niemand had in Amsterdam de indruk dat het een enorm slimme jongen was met een glorieuze toekomst in zicht. Dit wordt door Moszkowicz zelf ook bevestigd in zijn boek; “De studie is allemaal maar theoretisch. Ik moest het hebben van de praktijk, van mijn vader. Wat ik van mijn vader heb geleerd heeft meer inhoud dan de hele opleiding in Amsterdam bij elkaar”. Hij ging dan ook zo vaak mogelijk naar de pleidooien van zijn vader luisteren. In 1984 studeerde Bram af en mocht hij zich mr. Moszkowicz gaan noemen.
Mr. Moszkowicz
Als advocaat heeft Moszkowicz in de tijd van 1984 tot 2003 heel wat cliënten verdedigd. Elk jaar dat hij langer in het vak zat groeide en groeide zijn carrière almaar groter, bekender en sterker. In 2003 kwam daar echter verandering in toen hij Desi Bouterse ging verdedigen.
Bouterse werd cliënt bij Bram nadat zijn vader Max weigerde om Bouterse te verdedigen. Deze weigering kwam voort uit Max’ vriendschap met de Haagse strafpleiter Gerard Spong. Spong kwam zelf ook uit Suriname en was nauw bevriend met de slachtoffers van de Decembermoorden. De moorden waarvan Bouterse tot op heden nog steeds van verdacht wordt. De verdediging van Bouterse zelf zou voor Moszkowicz geen problemen opleveren. Echter het filmpje dat bij het programma NOVA op televisie verscheen waarop Moskowicz op uiterst amicale wijze met Bouterse omging zou wel problemen op gaan leveren. In het filmpje verschenen Moskowicz en Bouterse met elkaars armen over de schouder en later ook dansend op de dansvloer van hotel Torarica in Paramaribo. Bram Moszkowicz heeft dit echter altijd ontkend, volgens hem waren de beelden verdraaid, hij zou met een vrouw aan het dansen zijn toen Bouterse er plotseling bij kwam staan. De verslaggevers van NOVA hebben dit echter altijd ontkend, volgens hen was het juist precies andersom, Moszkowicz zou bij Bouterse zijn gaan staan. De opstelling van Moskowicz is hem op veel kritiek komen te staan. Ook toen hij op 10 februari 2011 te gast was in College Tour, maakte hij bezwaar tegen het uitzenden van de ‘dansbeelden’. Hij was bereid om over het incident te praten maar mocht het programma besluiten om de fragmenten uit te zenden dan zou Bram de opnames direct verlaten. Na overleg tussen de redactie en presentator Twan Huys werd besloten om de beelden toch niet uit te zenden.
In 2007 komt Moszkowicz opnieuw negatief in het nieuws. Ditmaal in verband met de rechtszaak omtrent topcrimineel Willem Holleeder. Het zou namelijk zo zijn geweest dat Holleeder de vastgoedhandelaar Willem Endstra (in 2004 vermoord) af heeft geperst en omdat Moszkowicz vroeger de advocaat van Endstra was viel de combinatie Endstra-Holleeder niet lekker. Er kwam zelfs een klacht van de erfgenamen van Willem Endstra die er voor zou moeten zorgen dat Moszkowicz niet meer op legale wijze advocaat mocht zijn van Willem Holleeder. De hoofdredacteur van de Quote, Jort Kelder, steunde deze erfgenamen en ging zelfs zo ver door de advocaat en zijn cliënt Holleeder ‘maffiamaatjes’ te noemen. In een uitzending van het radioprogramma Stand.nl op 26 januari 2007 was Kelder aan het woord:
“… mijn inspiratie om hier hard op in te schieten was eigenlijk omdat ik … twee dagen voor de dood van die Endstra, die vermoorde vastgoedman, met hem gesproken heb en toen zei hij: Het is toch ongelooflijk die Moszkowicz speelt dubbelspel, die was toen al heel goede maatjes in het vriendschappelijke met die Holleeder, die lijkt uit de stukken de man is die altijd Endstra afperste. … Ja kijk, dat zijn gewoon maffiamaatjes. Dat zijn vriendjes geweest altijd. …”
Moszkowicz stelde zich erg gekwetst te voelen en in zijn eer als advocaat aangetast te zijn, hij spande op deze uitspraken van Kelder een kort geding aan. De rechter deed de uitspraak waarbij alle vorderingen van Bram Moszkowicz werden afgewezen. De door Kelder geuite beschuldigingen zouden voldoende steun vinden aangezien alle omstandigheden erop wezen dat de verhouding tussen Moszkowicz en zijn cliënten Holleeder en Endstra verder ging dan een strikt zakelijke relatie.
Enkele dagen na de uitspraak van het gerecht legde Moszkowicz de verdediging van Holleeder neer en ging hij in beroep tegen de uitspraak. Het gerechtshof oordeelde uiteindelijk dat de door Kelder gebezigde uitlating ‘maffiamaatje’ als onrechtmatig werd aangemerkt. Alle vorderingen van Moszkowicz, met onder meer een schadevergoeding, werden afgewezen en hij werd tevens veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten.
Een lange tijd blijft het stil, zijn naam wordt weer ietwat gezuiverd en na een aantal goed aflopende zaken is Moskowicz weer helemaal terug van weggeweest. Zijn comeback wordt al helemaal versterkt als Moskowicz opnieuw een internationale rechtszaak bijwoonde. Ditmaal treedt hij op als verdediger van Geert Wilders, welke werd verdacht van haat zaaien en discriminatie. Het proces ging vooral om de uitspraken in een column van Wilders waarin hij de islam als een fascistische ideologie neerzet en de Koran wil verbieden. Zijn uitspraken staan dus vast en zijn in principe strafbare feiten, men dacht dus dat Moszkowicz het moeilijk zou krijgen om zijn cliënt te verdedigen. Het lukte Moszkowicz echter wel om Wilders vrij te krijgen, hij richtte zich namelijk niet op de vraag of Wilders inderdaad gediscrimineerd had maar op de vraag of hij een eerlijke kans had in het proces. Deze tactiek leidde tot enkele ongeoorloofde uitspraken van het Openbaar Ministerie, wat weer voor voldoende verweermateriaal voor Moszkowicz zorgde zodat op 23 juni 2011 Wilders vrij werd gesproken.
Het einde van een carrière

Het kantoor van Moszkowicz
Het Hof van Discipline besluit Moszkowicz op 23 april 2013 definitief uit zijn ambt te zetten. Dit hof is een Nederlands hof dat de klachtzaken behandelt over advocaten in hoger beroep, welke aanvankelijk in een Raad van Discipline zijn behandeld. Moszkowicz mag vanaf dan de meester titel dus niet meer voeren. De neergang van zijn carrière begon al in 2011 net nadat hij Wilders vrij had gepleit.
In juli 2011 publiceert het NRC Handelsblad over de problemen van Moszkowicz met de fiscus. Hij heeft een boete en een naheffing gekregen en zou voor meer dan een miljoen euro aan belasting ontdoken hebben. Aan de hand van dit artikel wordt door Deken Germ Kemper in september 2011 een onderzoek naar de praktijkvoering van Bram Moszkowicz gestart. Dit onderzoek richt zich onder meer op de contante betalingen en een aantal individuele zaken die ex-cliënten van Moszkowicz hebben gemeld. Een klein jaar later meldt Kemper dat hij de kwestie Moszkowicz voor gaat leggen aan de tuchtrechter, de Raad van Discipline, in Amsterdam. Bram blijft zelf weg bij de Raad van Discipline, hij laat zich vertegenwoordigen door de advocaat Gabriël Meijers. Volgens Moszkowicz zou zijn aanwezigheid in strijd zijn geweest met de geheimhoudingsplicht die hij als advocaat heeft. Deken Kemper vraagt een jaar schorsing waarvan een half jaar voorwaardelijk.
In oktober 2012 buigt de rechtbank in Haarlem zich over de belastingzaak. Deze wordt later in het jaar geschikt. Moszkowicz maakt echter wel zijn opwachting bij de behandeling van een volgende tuchtzaak. Deze zaak draait om het beledigen van de rechter Marcel van Oosten, de voorzitter van de rechtbank die de zaak Wilders behandelde. Deze beledigingen werden in een kranteninterview opgeschreven. De Raad van Discipline schrapt hierop Bram Moskowicz van het tableau, dus is hij geen advocaat meer, omdat hij door stelselmatig negeren van gedragsregels het aanzien van de advocatuur heeft geschaad. Moskowicz gaat in beroep en mag daardoor nog als advocaat blijven werken. Een maand later doet een ex-cliënt van Moszkowicz aangifte wegens verduistering, valsheid in geschrifte en oplichting, Justitie gaat hier niet op in. In februari 2013 verschijnt Moszkowicz eindelijk bij het Hof van Discipline om in hoger beroep te gaan tegen zijn levenslange schorsing. Hij erkent fouten, belooft beterschap en vraagt de tuchtrechter hem zijn meesters titel te laten behouden. Het hof besluit echter anders, het vindt namelijk dat Moszkowicz de regels veel te vaak heeft overtreden en het besluit daarop om Moszkowicz uit het ambt te zetten.
Op dit moment is Bram Moszkowicz dus geen advocaat meer. Toch zullen we hem in de toekomst nog genoeg tegen komen. Vooral op de televisie, op dit moment is hij nog geregeld terug te vinden bij RTL Boulevard. Dat hij daarnaast niet vies is van een beetje zelfspot werd duidelijk toen de ex-advocaat de slotaflevering van het PowNews presenteerde. Hij had de weddenschap met Rutger Castricum gemaakt dat als hij geschrapt zou worden als advocaat, hij een avond het nieuws zou presenteren. Hij hield zich aan het woord en hij presenteerde daar ook zijn eigen ondergang. Moszkowicz mag op dit moment dan wel geen advocaat meer zijn; ingangen heeft hij nog genoeg en we zullen hem dan nog lange tijd blijven zien.
Publicatie verschenen in Simon Ster 44.5
Joop den Uyl
Bijzonder politicus
Daan Dams

Joop den Uyl
Hij is een van de meest markante premiers die Nederland ooit gekend heeft, geliefd en verguisd door zijn voor- en tegenstanders. Hij gaf leiding aan het meest linkse kabinet uit de geschiedenis van de Nederlandse politiek. De regeerperiode van zijn kabinet kun je op zijn minst roerig noemen aangezien hij onder meer te maken kreeg met de oliecrisis en de Lockheed affaire. Zijn achternaam luidde eigenlijk Den Uijl, maar hij prefereerde zelf de spelling Den Uyl te gebruiken.
Het was op 9 augustus in 1919 dat Johannes Marten (Joop) den Uijl in Hilversum geboren werd in een gereformeerd gezin. Zijn vader, Johannes den Uijl, was winkelier en mandenfabrikant en overleed op jonge leeftijd toen Joop pas tien jaar oud was. Zijn grootvader (van zijn vaderskant) was ook een mandenfabrikant, echter was hij ook wethouder van Jutphaas geweest, zijn interesse in de politiek zal Joop dus vanuit zijn vaderskant doorgekregen hebben.
In 1931 ging Joop voor het eerst naar de middelbare school. Hij bezocht het “Christelijk Lyceum voor het Gooi en Omstreken” te Hilversum. Tussen zijn 14e en 16e schreef hij hier enkele opstellen waarin hij een sterke afkeer van het socialisme met zijn “klassenstrijd” en “vele andere verderfelijke leerstellingen” liet blijken. Daarnaast schreef hij opstellen waarin hij zijn waardering voor het Duitsland van 1935 uitsprak. In dat Duitsland zou hij “een herboren, zelfbewust volk, dat in eensgezindheid om den Führer was geschaard”. Joop was echter niet pro-nazi wat hij in diezelfde opstellen liet blijken door de Jodenvervolging en rassenleer af te keuren.
Den Uyl zou in 1936 zijn diploma van de middelbare school behalen en doorstormen naar de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, waar hij van september 1936 tot februari 1942 economie studeerde. In Amsterdam was hij actief lid van de gereformeerde studentenvereniging SSRA. In het begin van zijn studententijd sympathiseerde hij met het gedachtegoed van “Verdinaso” (Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen). Deze beweging was een autoritaire, met fascisme verwante politieke beweging in België en Nederland. Op maatschappelijk vlak streefde ze een autoritaire corporatistische staats- en maatschappijherordening na en was sterk anti-kapitalistisch, antidemocratisch, antisemitisch en anti-marxistisch. Op staatkundig vlak was vanaf 1934 de doelstelling van “Verdinaso” het samengaan van Nederland met België en Luxemburg in een nieuw op te richten staat, de Dietsche Volksstaat. Op 9 november 1940 fuseerde deze beweging, onder druk van de Duitsers, met de NSB.
Toen Duitsland Nederland binnenviel, nam Den Uyl duidelijk afstand van het nationaalsocialisme. Toch werkte hij gedurende de tweede helft van de Duitse bezetting in het economische rijksambtenarenapparaat onder de nationaalsocialistische rijkscommissaris Seyss-Inquart. In deze periode kwam hij ook in contact met de illegale Parool-groep en was hij medewerker van het illegale blad “De Nieuwe Vrijheid”. Na de oorlog ging hij aan de slag als journalist bij “Het Parool” en “Vrij Nederland”.
In de politiek
De politieke carrière van Joop den Uyl begint in de gemeenteraad van Amsterdam waar hij in 1953 gemeenteraadslid werd. Van 1963 tot 1965 was den Uyl wethouder van Economische Zaken van de gemeente Amsterdam. Gedurende zijn periode was hij fervent voorstander van grootschalige projecten. Zo zette hij zich in voor de creatie van de Bijlmer en de vestiging van de petrochemische industrie in Amsterdam. Dit laatste zou hij uiteindelijk niet kunnen verwezenlijken.
Naast zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid werd den Uyl in 1956 ook nog eens lid van de Tweede Kamer. Waar hij direct na zijn periode als wethouder (in 1965) doorstroomde naar de functie van minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals, een coalitie van de KVP (Katholieke Volkspartij), ARP (Anti-Revolutionaire Partij) en PvdA welke in totaal 106 zetels hadden in de kamer. Dit kabinet viel echter al in de nacht van donderdag 13 op vrijdag 14 oktober 1966 na de zogeheten “Nacht van Schmelzer” door de motie-Schmelzer. Norbert Schmelzer, die zelf fractievoorzitter van de KVP was, diende deze motie tegen de eigen regering gericht in. De directe aanleiding van zijn onvrede was de dekking van de rijksbegroting en de onvrede over het meeregeren van de PvdA, de partij waarbij den Uyl aangesloten was. De KVP wilde graag de verkiezingen van 1967 in als de partij die de coalitie met de PvdA niet gewild zou hebben. Naast de val van het kabinet had de Nacht vooral voor de KVP zelf desastreuze gevolgen. Schmelzer groef met de motie zijn eigen graf, politiek gezien, en het was het begin van het Radicalenconflict, dat uiteindelijk tot het einde van de eenheid in de KVP leidde.
Na de verkiezingen die volgden op de Nacht van Schmelzer belandde de PvdA, welke zes zetels verloor, weer in de oppositie. In 1967 werd Den Uyl fractieleider van de PvdA en premier van het eerste schaduwkabinet dat in de aanloop naar de verkiezingen van 1971 werd gevormd door vertegenwoordigers van de PvdA, D66 en PPR (Politieke Partij Radikalen). Een schaduwkabinet is een groep politici van een oppositiepartij die een alternatieve ministerraad vormen. Een schaduwminister kan het beleid van de zittende minister op hetzelfde terrein bekritiseren en alternatieven presenteren. In een confrontatie met de VVD en de confessionele partijen wilde het progressieve schaduwkabinet voldoende macht via de stembus veroveren om een ambitieus programma van sociale hervormingen door te voeren.
Als premier
Uiteindelijk zou Joop den Uyl van 1973 tot en met 1977 minister-president zijn van het kabinet-Den Uyl. De periode dat dit kabinet bestond zou ook als één van de roerigste tijden in de geschiedenis van de Nederlandse politiek gaan.

Den Uyl in debat
Voor de meeste Nederlanders zal er van de oliecrisis weinig meer overgebleven zijn dan een handvol herinneringen aan autoloze zondagen waarop men met de fiets de snelweg op ging en misschien nog enkele zorgvuldig en nooit gebruikte distributiebonnen. De meeste mensen denken dat de Jom Kipoeroorlog van Israël de reden van de oliecrisis was. Maar deze oorlog kunnen we hooguit als aanleiding beschouwen. De crisis was eerder een onderdeel van een internationaal complex machtsspel waarin Nederland een centrale rol speelde aangezien de olieboycot van de Arabische wereld zich vooral op Nederland en in het bijzonder op het olieknooppunt Rotterdam richtte.
De Arabische landen hadden de plannen van de prijsverhoging van de olie en beperking van de olieproductie al ver voor het uitbreken van de oorlog klaar. Zij wilden hun positie op de oliemarkt versterken en meer geld genereren met hun kostbare grondstof. Toen ze zagen hoe verdeelt de westerse wereld na de Vietnam-oorlog was geworden zagen ze hun kans schoon. Toen de boycot ingezet werd zagen andere Europese landen zoals Engeland en Frankrijk dat de eigen olievoorziening in het gedrang kwam en waren ze maar al te graag bereid om hun solidariteit met Israël op een laag pitje te zetten. Het kabinet-Den Uyl zag hetzelfde als Engeland en Frankrijk, maar in tegenstelling tot die landen wilde men in Nederland zoals altijd goede vriendjes blijven met de VS en aangezien dat land Israël openlijk steunde kon Nederland niet achterblijven. Nederland steunde Israël dan ook publiekelijk en leverde in het geheim zelfs wapens. Op 1 december 1973 hield Den Uyl een toespraak voor radio en televisie waarin hij zijn legendarische woorden: “Het wordt nooit meer zoals het geweest is” uitsprak.
De crisis die Den Uyl wel persoonlijk oploste was de zogeheten Lockheed-affaire; het vermeende omkoopschandaal rondom vliegtuigbouwer Lockheed en prins Bernhard. De affaire kwam boven water door hoorzittingen in de Amerikaanse Senaat, die onderzoek deed naar smeergeldaffaires bij de vliegtuigbouwer. Tijdens deze verhoren kwam opeens een “very high Dutch official” naar voren. Later begon men te vermoeden dat deze official wel eens prins Bernhard zou kunnen zijn. Op grond van deze geruchten stelde Den Uyl een commissie in, welke moest uitzoeken hoe het daadwerkelijk in elkaar zat. De uiteindelijke conclusie van de commissie zou zijn dat Bernhard geen steekpenningen had aangenomen maar “dat de prins zich aanvankelijk veel te lichtvaardig had begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten”.
De bevindingen van de commissie dreigden te leiden tot een constitutionele crisis in Nederland. Koningin Juliana zou destijds gedreigd hebben om af te treden wanneer Bernhard strafrechtelijk vervolgd zou worden. Ook op opvolging van Juliana door de toenmalige troonopvolgster prinses Beatrix hoefde men, op dat moment, niet te rekenen. Den Uyl besloot daarop dat de prins niet vervolgd zou worden. Echter werd Bernhard wel gestraft doordat hij zijn fouten moest erkennen, zijn functie als Inspecteur-generaal der Krijgsmacht neer moest leggen en zijn uniform niet meer in het openbaar mocht dragen. Daardoor zorgde Den Uyl er persoonlijk voor dat, hoewel de prins werd gestraft, er geen crisis in het Nederlandse koningshuis ontstond. Voor deze slimme zet die het koningshuis buiten schot hield werd Den Uyl dan ook door velen geprezen. Eenzelfde crisis kreeg Den Uyl voor zijn kiezen bij de Northrop affaire, ook een vliegtuigbouwer.
Naast de oliecrisis, de Lockheed en Northrop affaire kreeg Den Uyl ook nog eens te maken met de treinkaping bij de Punt door een groep Molukkers. Daarnaast werd Suriname onafhankelijk op 25 november 1975, wat leidde tot een grote stroom immigranten uit dat land.
Het kabinet-Den Uyl kwam in maart 1977 ten val door een onoverbrugbaar meningsverschil tussen de KVP en progressieve partijen en de houding van de PvdA-fractie jegens de Minister van Justitie Van Agt rondom de zaak Menten. Pieter Menten was een miljonair en oorlogsmisdadiger (van de Tweede Wereldoorlog) welke door verschillende kabinetten de hand boven het hoofd werd gehouden.
In de verkiezingen die volgden op de val van het kabinet behaalde de PvdA 53 zetels, wat de grootste fractie ooit in de Tweede Kamer is. Men verwachtte logischerwijs dat er een tweede kabinet-Den Uyl zou komen. Echter, na 208 dagen moeizame onderhandelingen mislukte de formatie met de CDA, welke door Van Agt werd geleid. Deze ging vervolgens met de VVD in zee en vormde zo het kabinet Van Agt-Wiegel. Den Uyl belandde weer in de oppositie en de persoonlijke verhouding tussen Den Uyl en Van Agt, die al moeizaam was ten tijden van het ministerschap van Van Agt in het kabinet-Den Uyl, was voorgoed verstoord.
Den Uyl zou tot 1986 in de oppositie zitten als fractieleider van de PvdA, zijn opvolger werd Wim Kok. Een jaar daarna zou Joop den Uyl te overlijden komen op 68-jarige leeftijd. Hij stierf aan een hersentumor.
Publicatie verschenen in Simon Ster 44.4
Jan Pieterszoon Coen
Doorzetter pur sang
Daan Dams

Standbeeld van Jan Pieterszoon Coen
Zijn optreden wordt door veel historici zowel verheerlijkt als verguisd. Het is de man die de basis legde voor de koloniale macht in het latere Nederlands-Indië. Dit bereikte hij door zijn grote doorzettingsvermogen, organisatie talent en militaire bekwaamheden. Jan Pieterszoon Coen zou een niets ontziend man van geweld zijn, die zeer snel tot harde en strenge maatregelen zijn toevlucht nam. In zijn streven om de baatzuchtige VOC tevreden te stellen, deinsde hij nergens voor terug.
Op 8 januari 1587 werd Jan Pieterszoon Coen gedoopt als een zoon van Pieter Willemszoon, welke afkomstig was uit Twisk. De exacte geboortedatum van Coen is tot op de dag van vandaag niet bekend. Zijn vader was actief in de zouthandel als koopman in San Lucar; een plaats in het zuiden van Spanje. Toen Coen de dertienjarige leeftijd bereikte werd hij door zijn vader naar Rome gezonden. Hier zou hij zes jaar wonen en de fijne kneepjes van het dubbel boekhouden en (zeer waarschijnlijk) een aantal vreemde talen leren van de Vlaming Joost de Visscher. Het dubbel boekhoudsysteem is een methode van boekhouden waarbij elke transactie op zijn minst op twee verschillende manieren wordt geadministreerd, deze methode dient dus niet verward te worden met een dubbele boekhouding. Coen leerde boekhouden met een grootboek, dagboek en kasboek.
Terwijl Coen in Rome verbleef werd in 1602 de Generale Vereenichde Geoctroyeerde Compagne, welke later omgedoopt werd tot de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), opgericht. Deze particuliere Nederlandse onderneming is de eerste naamloze vennootschap ter wereld met vrij verhandelbare aandelen en zou uitgroeien tot het grootste handelsbedrijf ter wereld. Toen Coen terug kwam uit Rome trad hij direct in dienst van de Compagnie en op 22 december 1607 vertrok hij aan boord van de Hoorn naar Indië. Aan boord kreeg hij de rang van onderkoopman, wat voor een 20-jarige een vrij hoge rang was.
Reizen naar Indië
Het schip de Hoorn maakte deel uit van een vloot van 13 schepen die onder leiding stond van Pieter Willemszoon Verhoeff. Het doel van de reis was om op Banda het alleenrecht op de handel in nootmuskaat en foelie te krijgen. Daarnaast moest het alleenrecht op de handel in kruidnagels in de Molukken verkregen worden. In het begin van april 1609 bereikten de schepen Banda. Eenmaal aangekomen werd er begonnen met de bouw van een fort, zonder toestemming van de Bandanezen. Deze zouden bang zijn voor de zwaar bewapende Hollandse soldaten en lieten zich niet zien. Verhoeff ging met drie mannen van de Raad zonder soldaten naar de Bandanezen om toestemming te krijgen voor de bouw van het fort. Toen ze bij de Bandanezen aankwamen liepen ze in een hinderlaag en werden vermoord. Als reactie hierop gingen de Hollanders op strooptocht, staken schepen in brand, plunderden huizen en vermoordden de bewoners. Uiteindelijk werd het handelsverdrag door de Bandanezen ondertekend. Maar het zou onrustig blijven op het eiland. Historici zijn ervan overtuigd dat deze ervaring veel invloed heeft gehad op de houding die Jan Coen zou aannemen ten opzichte van de Bandanezen.
In 1611 keert Coen aan boord van de Hoorn weer terug in de Republiek. Eenmaal aangekomen schrijft hij een uitvoerig rapport voor de Heeren XVII, het centrale bestuur van de VOC, over zijn visie over hoe de onderneming het beste kon opereren in Indië. Niet lang daarna, in 1612, maakte Coen zijn tweede reis naar Indië aan boord van de Galiasse als opperkoopman en commandeur van twee schepen. Eenmaal aangekomen in Indië wordt hij aangesteld als boekhouder-generaal van alle kantoren en tot president van de kantoren in Bantam en Jakarta. Het directeurschap van het kantoor op Bantam was erg belangrijk in de organisatie van de VOC. Dit omdat Bantam de centrale handelsplaats op Java was. Ondanks Coens ongezouten kritiek op alles en iedereen binnen de
Na zijn promotie aan de Universiteit van Leiden vertrekt Thorbecke naar Duitsland waar hij van 1822 tot 1823 als privaatdocent in de wijsbegeerte en geschiedenis in Giessen aan de slag gaat. Deze periode zou een belangrijke periode worden voor zijn geestelijke vorming. In Duitsland komt hij in aanraking met het Duitse filosofische idealisme en met de heersende opvattingen over de geschiedfilosofie. Het waren geldzorgen die Thorbecke uiteindelijk terugdreven naar de Nederlanden. Hier zou hij in 1825 benoemd worden tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Gent. Zijn leeropdrachten bestonden uit Europese Geschiedenis, Internationale betrekkingen en statistiek. Daarnaast verzorgde hij ook een college in de Staatshuishoudkunde. In Gent bestudeerde Thorbecke de economische ontwikkelingen die met name het gevolg waren van de industrialisatie.
Gouverneur-Generaal Coen

Een schilderij van Batavia ofwel Jakarta
De eerste taak waar Coen zich mee bezig hield tijdens zijn periode als Gouverneur-Generaal in Indië was het realiseren van de wens van de Compagnie om een centraal hoofdkwartier te hebben. Jakarta leek hem hiervoor geschikt en hij liet daarom steeds meer goederen van de Compagnie over brengen naar de pakhuizen in Jakarta; de VOC had daar sinds 1610 al een factorij.
Omdat Coen de regent van Jakarta niet vertrouwde bepaalde hij dat er bij de pakhuizen een fort gebouwd moest worden. De Engelsen hadden ook een aantal pakhuizen recht tegenover de Hollandse pakhuizen staan. Omdat ze wantrouwig werden door de plotselinge bedrijvigheid op Jakarta begonnen zij hun pakhuizen ook te versterken. Coen vond dit wel een beetje te ver gaan, hij viel de Engelsen direct aan en liet alles platbranden. Een paar dagen na deze gebeurtenis verscheen er een Engelse vloot met 11 schepen voor de kust van Jakarta. Op dat moment lagen er echter maar 7 Nederlandse schepen voor anker. Daarom liet de Gouverneur-Generaal een bezetting op het fort achter en vertrok zelf naar de Molukken om zoveel mogelijk versterking te halen.
Coen kwam terug met een versterking van 17 schepen en zag dat het fort nog in Nederlandse handen was, maar alle goederen in de pakhuizen waren gestolen en de stad werd bezet door de Engelsen. Met zo’n 1000 man werd Jakarta opnieuw ingenomen en helemaal platgebrand. De Engelsen, die niet opgewassen waren tegen de Hollandse macht, vluchtten. Op bevel van Coen werd de platgebrande stad weer opgebouwd en werd er een nieuw fort gebouwd dat negen keer groter werd dan het oude. Hij had de nieuwe stad het liefst omgedoopt tot Nieuw Hoorn maar de Heeren XVII keurde dit niet goed en in plaats daarvan werd Jakarta vanaf 18 januari 1621 officieel Batavia genoemd.

Portret van Jan Pieterszoon Coen
De tweede doelstelling van Coen was het realiseren van het monopolie in de handel in nootmuskaat en foelie. Deze specerijen werden alleen op de Banda eilanden geproduceerd en hoewel de bevolking daar contracten met de VOC had afgesloten leverden zij toch aan de Engelsen. Coen, die toch al niet veel op had met de bevolking van de eilanden, koos voor een harde aanpak en verscheen in 1621 met een grote expeditie macht voor Lontor (een van de Banda eilanden). Het eiland werd bestormd en vele mannen, vrouwen en kinderen werden gedood, dorpen platgebrand, schepen vernield en honderden Bandanezen werden als slaven naar Batavia gebracht. Deze gebeurtenis wordt op dit moment als een van de zwartste bladzijden uit de geschiedenis van de VOC gezien.
Op 1 februari 1623 droeg Coen zijn functie, op eigen verzoek, over aan Pieter de Carpentier en keerde terug naar de Republiek. Eenmaal aangekomen werd hij met veel eerbewijzen ontvangen en werd hij benoemd tot bewindhebber van de VOC in de kamer Hoorn. Een jaar later werd hij echter opnieuw benoemd tot Gouverneur-Generaal maar zijn vertrek naar Indië werd echter uitgesteld toen hij ziek werd. Daarna trouwde hij in 1925 met de 19-jarige Eva Ment waarna hij pas in maart 1927 naar Indië vertrok waar hij aan zijn tweede ambtstermijn zou beginnen.
Tijdens deze ambtstermijn werd Batavia tweemaal (in 1628 en 1629)belegerd door de vorst van Mataram die zijn macht op Java wilde uitbreiden. Beide belegeringen werden echter goed doorstaan mede doordat het vijandelijke leger slecht bewapend was en te weinig voedsel bij zich had. Coen overleed echter plotseling tijdens het tweede beleg. De oorzaak was een lichte ziekte die plotseling verergerde. Het gebeente van Coen werd overgebracht naar de Republiek en hij werd opgevolgd door Jacques Specx.
Tijdens zijn leven was Coen bij velen niet geliefd om zijn felle kritiek op iedereen die het niet met hem eens was. Soms ontzag hij zelfs de Heeren XVII niet. Coen was streng voor zijn minderen en meedogenloos voor zijn tegenstanders. Het geweld dat hij bereid was te gebruiken om zijn doelstellingen te bereiken was zelfs voor menig tijdgenoot te veel. Voor Jan Pieterszoon Coen was succes in de handel eigenlijk alleen mogelijk onder de paraplu van een politiek en militair krachtige positie.
Publicatie verschenen in Simon Ster 44.3
De invloed van de Universiteisraad
Karel Moeskops
Er is een kloof tussen de student en de beleidsmakers van het onderwijs dat hij geniet. Dit blijkt als je het reglement van het College van Bestuur zorgvuldig analyseert. Het valt dan op dat het woord student hierin slechts één enkele keer in is opgenomen. Hierdoor dringt het langzaam tot me door dat de Universiteitsraad slechts een adviserend orgaan is, dat op enkele punten zou mogen meebeslissen. Op welke punten dit is, dat is voor niemand helder. Met de verkiezingen voor de Universiteitsraad werd het gebrek aan invloed overduidelijk merkbaar. De lijsttrekkers zijn lyrisch over de kleinste overwinningen die ze hebben geboekt. Er wordt een groot feest gevierd omdat ze een magnetron in onze bibliotheek hebben kunnen plaatsen. Is dit alle invloed die de student op het beleid van de Universiteit heeft?
De verkiezingen voor de Universiteitsraad zijn weer begonnen. Je merkt dit aan alles; overal hangen posters van de kandidaten en er wordt gratis koffie uitgedeeld zodat de kandidaten de kans hebben om zieltjes te winnen. Zo kwam er ook een kandidaat van de Eindhovense Studenten Raad met mij praten. Na zijn vurige betoog over dat ik toch echt op hem moest stemmen, stelde ik hem de simpele vraag wat ze nou eigenlijk bereikt hadden? Enthousiast begon hij te vertellen over de nieuwe magnetron in het MetaForum, waar ze zo hard voor gestreden hadden. Ik was niet onder de indruk. Vanaf dat moment begon ik me af te vragen hoeveel de student op de TU in Eindhoven eigenlijk te zeggen heeft. Het antwoord bleek te luiden dat dit tot een microscopische hoeveelheid beperkt blijft.
Ik ben me gaan verdiepen in de taken van het bestuur van de TU/e en de invloed van de studenten op het beleid hiervan. Ik was vooral onder de indruk van artikel 2 lid 2f van het reglement van het college van bestuur: “Het College is onder andere belast met de vaststelling van het reglement Universiteitsraad.” Dit komt er op neer dat het College van Bestuur mag kiezen waar de Universiteitsraad inspraak op heeft. Ik ben dan ook heel blij dat ze gelijk de belangrijkste keuzes aan de Universiteitsraad voorleggen, zoals het hebben van een magnetron in de bibliotheek.
Met de innige hoop dat de Universiteitsraad toch een reële invloed heeft op de beleidsvorming ben ik gaan praten met twee heren van GROEP-ÉÉN. Hieruit kwam een iets genuanceerder beeld. De Universiteitsraad kon weliswaar grote bezwaren maken tegen het beleid van de Universiteit maar dit gebeurde meestal niet. Doordat ze zoveel contact hebben met het College van Bestuur, worden de kritieken van de Universiteitsraad al meegenomen voor er goedkeuring gegeven word. Later in het gesprek bleek, dat ze voor de Rechter uitleg moeten geven als ze er over een kwestie niet uitkomen met het CvB. Dit schrikt de Universiteitsraad natuurlijk behoorlijk af om tegen de plannen van het CvB in te gaan en beperkt de invloed van de student.
Om de student meer macht de geven en de kloof tussen de student en de beleidsmaker te verkleinen is volgens mij een creatieve oplossing nodig. We kiezen niet een Universiteitsraad, maar de leden van het College van Bestuur! Door de kandidaten van het College zelf campagne te laten voeren, kan de student kiezen voor de visie die het beste voor het onderwijs en de Universiteit is. Het lijkt mij erg inspirerend om direct in contact te komen met het College van Bestuur. Maar toch hopen we allemaal dat er geen banen verdwijnen doordat de homologatie niet meer nodig is. Stelt u zich eens voor dat Frank Baaijens langs komt met een kopje koffie en vraagt of u even tijd heeft om naar zijn visie te luisteren. De kloof tussen de student en het College zal snel vervagen. Daarnaast kun je er meteen van uitgaan dat alles wat hij wil bewerkstelligen ook een grote kans van slagen heeft. Hij zou beloftes kunnen doen die vrijwel gelijk uitgevoerd kunnen worden. Maar misschien is dit wel heel idealistisch, en kunnen we maar beter stemmen op de partij die ons volgend jaar naast een magnetron een tosti-ijzer wil beloven.
Publicatie verschenen in Simon Ster 46.2
Over de intro
Academisch of alcoholisch?
Rogier de Rijk
Ik ga ervan uit dat u allen uitzonderlijk veel zin heeft om aan uw studie te beginnen. Echter, voordat u daadwerkelijk aan de calculus en mechanica kan beginnen dient u eerst de introductieweek te doorlopen. De intro wordt door vele ouderejaars bekroond als ‘De mooiste week van je studie’, iets wat zonder twijfel torenhoge verwachtingen schept. ’s Avonds laat de kroeg uitrollen, de ochtend erna weer veel te vroeg melden bij de introgroep, vrienden voor het leven maken, bier drinken, vrouwen versieren, te weinig slapen en dat de gehele intro volhouden. Echter zien enkele bestuurders van de Universiteit dit graag anders; elk jaar wordt de intro stukje bij beetje meer academisch-verantwoord gemaakt. Dit doet een uiterst prangende vraag rijzen: Is de intro een degelijke inleiding van de academische carrière of vijf dagen los gaan en feesten?
Menig eerstejaars zal het misschien nog onbekend zijn dat studeren, of beter gezegd student zijn, meer is dan alleen de benodigde informatie over het desbetreffende vakgebied tot u nemen. Natuurlijk zal de Technische Universiteit u vormen tot expert, maar zorgt een gedegen studentenleven ervoor dat u gevormd wordt tot een persoon die geheel op zijn eigen manier in deze wereld staat. Rhetoricadispuut Tau heeft de overtuiging dat een goede student, zelfstandig, kritisch, zelfverzekerd en wetenschappelijk onderlegd is op meerdere gebieden. Dit proces, dat meestal langer dan de aangegeven studieduur nodig heeft, zal door een aantal factoren sneller op gang kunnen worden gebracht. Bij één van deze factoren speelt de introductieweek een belangrijke rol, het gaat hierbij namelijk om het lid worden bij een vereniging.
De introductieweek is de eerste glimp die u van het studentenleven zult meekrijgen. Iedere dag zult u worden benaderd door allerlei verenigingen met altijd dezelfde vraag of u zich wilt aansluiten bij hun vereniging. Aangezien Eindhoven een kleine 100 verenigingen rijk is, kan het vinden van een vereniging welke precies bij u pas de nodige tijd kosten. Het is dus belangrijk dat elk clubje de kans krijgt zichzelf te laten zien. Wanneer de introductieweek meer academisch wordt gemaakt zal het gevolg zijn dat er minder tijd is voor de verenigingen om zichzelf te profileren. Dit alles zal er toe leiden dat de aankomende studenten in zekere zin ‘ontnomen’ worden van het maken van een goede keuze en daarmee ook ontnomen worden van een geslaagde studententijd.
Met het meer academisch maken van de intro wordt over het algemeen een ‘ontspanning’-activiteit vervangen door een ‘informerende’-activiteit, hierbij wordt dan op een kinderlijke wijze uitleg gegeven over de studie, het rooster, OASE en de gebouwen op de TU/e. Ontzettend handig uiteraard, maar voor uitleg over het rooster en dergelijke leent de week ná de intro zich ook uitstekend. Sterker nog, wanneer u niet aan de hand wordt meegenomen en zelf uitzoekt hoe de gebouwen en de roosters werken, zult u op eigen benen leren staan en uiteindelijk een zelfstandige ingenieur worden. Dit zult u tijdens uw studie nog veelvuldig tegenkomen, de oplossing van een ingewikkeld werktuigbouwkundig probleem wordt u geenszins voorgeschoteld, u zult zelf opzoek moeten naar de uitkomst.
Vanuit het oogpunt van de universiteit is het te begrijpen dat de intro een serieuzer karakter dient te krijgen. De studiedruk is laatste jaren toegenomen door het verhoogde Bindend Studie Advies en het laatst ingevoerde leenstelsel. Deze twee zaken hebben het gevolg dat studenten de prioriteit louter op studeren leggen en minder activiteiten naast hun studie zullen ondernemen. Echter betekent dit niet dat de intro academischer dient te worden, de studenten moeten vrij gelaten worden in de keuze of ze extra activiteiten willen ondernemen naast de studie.
Nederland is weliswaar een kennisland, maar we onderscheiden ons daadwerkelijk van de miljoenen jaarlijks afstuderende Aziatische wizzkids door de ontwikkeling die we naast onze studie opdoen. Het zou vreemd zijn als we niet één week zouden investeren in een fatsoenlijke voorbereiding op wat ons beter maakt dan boekenkennis.
Eindhoven is in vergelijking met echte studentensteden duidelijk het kleine broertje: een kleine universiteit, kleine verengingen en weinig evenementen. Eindhoven staat buiten de regio bekend als een ‘Nerd-city’, iets wat geenszins een aanbeveling is. Studenten kiezen vaak voor Eindhoven omdat de stad dicht bij huis ligt. Dit leidt ertoe dat de provincie Limburg traditioneel een groot-leverancier is van TU-studenten.
Hoewel de universiteit al menig decennia bestaat, waren de studenten tot enkele jaren geleden in de stad nauwelijks zichtbaar. In 2009 hebben de TU en de gemeente hun krachten gebundeld en zijn gestart met het project: ‘Eindhoven Studentenstad’. Met dit project worden initiatieven ondersteund die Eindhoven als studentenstad op de kaart moeten zetten. Het imago ‘studentenstad’ is voordelig voor de stad, de omringende regio en natuurlijk de Technische Universiteit. Met een titel ‘Studentenstad’ zullen aankomende studenten kiezen voor Eindhoven omdat de stad een leuke studententijd te bieden heeft, en niet omdat ze dan s’avonds terug naar mammie kunnen. Wat de universiteit dus niet moet doen is de intro serieuzer maken, dan hoeven we tenminste niet weer onze nerd-bril en te-hoog-opgetrokken-broek uit te kast halen.
Academisch of alcoholisch? Gelukkig ligt dit jaar de nadruk nog op het alcoholische, de feesten en de ontspanning. De intro dient komende jaren niet academischer te worden dit zal voordelig zijn voor de studenten, universiteit en zelfs de stad Eindhoven. Ik hoop in ieder geval dat u van de intro week maximaal genoten en genoeg gedronken en gefeest heeft en daarnaast er een onvergetelijke introductieweek van gemaakt heeft.
Publicatie verschenen in Simon Ster 45.5
Europese Politiek
Ceterum censeo politicam mutandam esse
Geert Lenssen
Eén van de charmes van mijn studentenhuis is het postsysteem, of beter gezegd het gebrek daaraan. Het meenemen van je oninteressante post van de vloer van de gang naar je kamer is natuurlijk een enorme moeite die ten alle tijden voorkomen moet worden, wat tot gevolg heeft dat zich bij de deur een aanzienlijke stapel van onopgehaalde post heeft opgebouwd. Het is mooi om te zien dat de post zich heeft gesorteerd op volgorde van waarde die mijn huisgenoten en ik eraan toekennen. De indeling die zich gemanifesteerd heeft is grofweg als volgt: onderop vormen reclamefolders een solide basis, in het midden bevinden zich brieven van de belastingdienst, verzekering en jemagnietdownloadenopdeuniversiteit-brieven en helemaal bovenop wacht de verse post vol smacht om opgehaald te worden, of anders af te zakken naar een lager niveau in de stapel. De stapel blijft alsmaar groeien, omdat niemand zich verantwoordelijk voelt voor post die hem of haar niets interesseert.
Een aantal weken geleden heeft onze postbode de stapel afgetopt met de tien enveloppen, welke elk een stempas voor de Europese Verkiezingen op 22 mei bevatte. Acht van de tien enveloppen liggen er nog steeds. Langzaam maar zeker zijn zij in absolute positie in de stapel gedaald, zodat ze zich nu bevinden ter hoogte van de (zogenaamd) gratis loten van loterijen. Dit betekent dus dat van de tien inwoners van mijn huis 20% is gaan stemmen. Met de opkomst onder alle inwoners van ons land is het nauwelijks minder droevig gesteld. Afgelopen verkiezingen was de opkomst een schamele 37%. Ter vergelijking: de opkomst bij de laatste verkiezingen van de Tweede Kamer was 75%. Een dusdanig lage opkomst bij de Europese Verkiezingen is een groot probleem, want op deze manier representeert het parlement in Brussel maar een klein gedeelte van de bevolking.
Toch neem ik mijn huisgenootjes noch andere Nederlanders hun geringe interesse in de Europese politiek kwalijk: de huidige politiek is saai. Dat was in de klassieke oudheid wel anders. Het oude Athene kende destijds de oudste en meest directe vorm van democratie. Anders dan het kiezen van vaste vertegenwoordigers, stemden de inwoners zelf direct over de wetgeving en de uitvoering hiervan. Deelname aan de vergadering was niet geheel open, maar de groep deelnemers was groot – zo’n zesduizend man – en werd samengesteld zonder economische klasse in ogenschouw te nemen. Alleen vrouwen, slaven en wat wij nu allochtonen noemen hadden geen stemrecht. Vlammende betogen van oude Griekse grootmeesters streelden de oren van de toehoorders en buiten de vergadering zelf werd de interesse gevoed door scherpe politieke satire in de theaters. De Grieken wisten dus al hoe de politieke belangstelling kon worden aangewakkerd en presteerde het zo om de participatie in de democratie op peil te houden.
Duizenden jaren later zijn we vergeten hoe het moet. De verkiezingscampagnes bestaan uit een luttel aantal posters met daarop de zeer inspirerende tekst ‘Europa Ja’ of ‘Europa Nee’. Wie echt zijn best deed, zet zijn leus kracht bij door er een uitroepteken achter te plaatsen. Na de verkiezingen blijkt de opkomst opnieuw bedroevend laag en de politiek voelt zich niet verantwoordelijk. Heren politici: het volk is lui. Het raakt niet vanzelf geëngageerd met de politiek. U zult zelf actief de burger moeten motiveren om zich naar de stembus te begeven. Laat u eens inspireren door een betoog van een Griekse of Romeinse politicus en verzin eens een mooie spreuk voor op uw posters. Houd een vlammend betoog tijdens een debat op tv. Steekt u wat meer moeite in uw campagne, dan kunnen we de volgende verkiezingen gegarandeerd een hogere opkomst verwachten. Hopelijk gaan dan zelfs mijn huisgenootjes stemmen; die stapel post voor de deur wordt zo wel erg groot.
Publicatie verschenen in Simon Ster 45.4
Rhetoricadispuut Tau heet je welkom!
Bart Verhaegh
Je bent nu student, maar je bent nog niet echt bekend met de TU/e natuurlijk. In de introductieweek leer je wel iets over het reilen en zeilen op de campus, maar wij vertellen je wat je écht moet weten.
Als je deze editie van de Simon Ster leest, is de kans redelijk groot (95% betrouwbaarheidsinterval op de nulhypothese, maar dat leer je later wel!) dat je een eerstejaars Werktuigbouwkundestudent bent, en daar wil ik je mee feliciteren! Je hebt je ingeschreven voor de breedste, grootste en gaafste opleiding van de TU/e, met een van de grootste baankansen die ons land kent.
Tip 1: ga op kamers!
Als student zal je in je eerste jaar je draai vinden in Eindhoven op de campus en daarbuiten. Om het meeste uit je studietijd te halen is het essentieel dat je op kamers gaat. Ook al ben je niet van plan de eeuwige student met een tweemaal zo grote lever te worden, dan toch is het zelfstandig wonen een snelkookpan voor je persoonlijke ontwikkeling. Schrijf je dus als de wiedeweerga in bij Vestide, neem een Kamernet-profiel en ga die kijkavonden af! Als je hierover vragen hebt, spreek dan vooral een ouderejaars student aan, dat vinden ze niet erg. Heb je de stap gezet om je ouderlijk huis vaarwel te zeggen – buiten je wasweekenden natuurlijk -, dan is het überhaupt goed om contact te zoeken met je fellow werktuigbouwers, en dan bedoelen we niet alleen je jaargenoten. Naast een goede dosis gezelligheid kan je bij ouderejaars namelijk ook vaak terecht voor samenvattingen en andere hulp voor je vakken. In contact komen met die ouwe lullen lijkt lastig, maar het tegendeel is waar. Ben je lid van een vereniging, dan kom je er zo achter wie van de leden Werktuigbouwkunde studeert. Zij studeren net als jij aan de grootste majorstudie van Eindhoven; je kan ze bijna niet missen. Verder tref je meer dan genoeg ouwe lullen aan op de donderdagborrel van Simon Stevin. Ons, Rhetoricadispuut Tau, herken je aan de blauw-wit-gouden truien. Wij zijn altijd meer dan bereid je te helpen in je studentencarrière.
Tip 2: heb een leven!
“Liever een zes zonder stress dan een zeven zonder leven”
Je zal er misschien even om moeten lachen, maar het is betreurenswaardig te noemen hoe weinig verse studenten deze tip ter harte nemen. Goede cijfers zijn belangrijk, je studeert immers primair om een diploma te behalen. Échter, geen enkel bedrijf staat te springen om een Cum-Laude –afgestudeerd mannetje van 23 met een sociaal leven dat niet verder gaat dan World of Warcraft. Gelukkig biedt Eindhoven meer dan genoeg mogelijkheden om jezelf buiten de collegebanken te ontplooien; bezoek de sport-, studenten-, cultuur- en studieverenigingen die Eindhoven rijk is. Je leert er niet alleen veel gezellige mensen kennen, je doet ook ervaringen op die nuttig zijn in je latere leven: het vriendennetwerk dat je overhoudt is hoogopgeleid en door actief commissiewerk te gaan doen bij een vereniging spijker je je organisatie- en vergaderskills bij.
Tip 3: geld speelt geen Rolex!
Studenten kennen een opmerkelijk uitgavepatroon; waar ‘burgerlijke volwassenen’ vooral stabiele uitgaven kennen aan hoofdzakelijk huur, levensmiddelen en een auto, geeft een gemiddelde student vooral geld uit aan de kroeg en de Appie. Van stabiliteit in het uitgavepatroon is ook totaal geen sprake, want in de zeven dagen tussen de Studiefinanciering en het begin van de volgende maand heb je de helft van je inkomsten alweer weggepind. Dit los je op twee manieren op: ofwel je zet de zogenaamde SuperStuFi aan (google dat maar eens), ofwel je houdt je uitgaven bij en probeert je pingedrag een beetje te normaliseren.
Met deze drie tips moet je de eerste weken van je nieuwe leven wel doorkomen. Stap uit die comfortzone, leg een sociaal leven aan en vergeet tussendoor niet jezelf ook academisch te ontwikkelen; daarvoor ben je immers hierheen gekomen. Rest ons niets dan je een ontzettend gave studententijd toe te wensen! En kom je op Stratumseind een blauw-wit-gouden trui tegen, twijfel niet ons aan te spreken.
Publicatie verschenen in Simon Ster 46.5
Rot ff op Maxima!
Bart Verhaegh
Al sinds het bestaan van de Romeinse Republiek kennen we de wet ‘crimen laesae maiestatis’, vrij vertaald ‘de misdaad van de gekwetste majesteit’. In Nederland is deze majesteitsschennis ook per wet verboden: “Opzettelijke belediging van de Koning wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.” Volgens velen een traditionele wet dat in de tegenwoordige tijd geen draagvlak meer kent. Is dat zo?

Koning Willem-Alexander en koningin Maxima
Het is duidelijk dat Nederland een vrijer land is dan de meeste monarchieën nu zijn of zijn geweest. De eerste vorm van het verbieden van majesteitsschennis in het Romeinse Rijk omvatte elke vorm van tegenspraak jegens de Monarch, het beleid dat hij voerde en het in twijfel trekken van het gehele politieke instituut. Deze bescherming van het staatshoofd groeide toen uit het een zijn van het staatshoofd en de overheid; de leider van het land had namelijk, in tegenstelling tot onze Willy, vaak een significante of zelfs absolute politieke macht. Belediging van deze leider betekende dus vaak ondermijning van het overheidsgezag en dat wilden de Romeinen niet hebben.
Terug naar het heden: in Nederland is het om datzelfde overheidsgezag te beschermen verboden een ambtenaar in functie te beledigen. Wie dat doet, valt in principe de rechtsstaat aan en dit vinden we in ons land niet wenselijk. Kunnen we belediging van onze Koning nog wel onder het ondermijnen van overheidsgezag scharen? Het roepen van “Fuck de Koning!” wordt immers gedaan om het Koningshuis aan de tand te voelen en niet om macht te dereguleren, zoals het uitschelden van een politieagent dat wel doet. Met het bediscussiëren van de bescherming van de Koning toetsen we eigenlijk zijn relevantie voor de overheid.
Naast de bekende ceremoniële functies is het Koningshuis een bron van diplomatie. Misschien herinnert u zich nog wel de opening van het ‘vriendschapsjaar’ van Rusland en Nederland, of Maxima die microkredieten probeert te promoten voor kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Wat internationale betrekkingen betreft zit het Koningshuis niet stil en valt een deel van het handelssucces van ons land misschien wel te wijten aan een goed staatsimago met Willy als hoofdmascotte. In de politiek echter, heeft Willem-Alexander in de praktijk weinig meer te zeggen. In Nederland is de koning nergens verantwoordelijk voor, dat zijn de ministers. Ook speelt hij geen rol meer in het opmaken van Nederlands beleid; dit wordt nog eens benadrukt door een toneelstukje op Prinsjesdag, waarbij Willem-Alexander als bode het beleid puur ceremonieel voorleest met alle traditionele toeters en bellen die daarbij komen kijken.
Het beschermen van de rechtsstaat door het beledigen van de Koning te verbieden lijkt hiermee achterhaald. Zoals je een politieagent, militair of rechter niet mag aantasten in zijn machtspositie, zo vormt het uitschelden of belachelijk maken van het staatshoofd in Nederland geen directe bedreiging van het staatssysteem. Het maken van Lucky tv filmpjes of het tekenen van Juliana-cartoons valt hiermee onder de grondwettelijke vrijheden en kan dus lastig goed beargumenteerd bestraft worden. Nederlandse staatshoofden hebben in het verleden laten zien dat ze een belangrijke rol met betrekking tot economie, internationale betrekkingen en gezond patriottisme kunnen vervullen. Een slecht intern imago van de Koning kan het vervullen van die rollen beschadigen. Weinig constructieve leuzen als “Fuck het Koningshuis!” komen voort uit een ontevreden gevoel over de Oranjes en dit valt voor een deel te wijten aan hun handelen. Fred Lammers, koningshuiskenner, beargumenteert de aanwezige kritiek: “Hij is een eigenwijze man, die gewoon dingen doet zonder zich iets aan te trekken van de publieke opinie. In het verleden zetten de Oranjes eerder het landsbelang voorop, terwijl Willem-Alexander zijn eigen pleziertjes laat prevaleren.” Volgens Marc van der Linden, hoofdredacteur van het blad ‘Royalty’, is ‘het beeld van de hardwerkende Oranjes’ bij veel mensen verdwenen. “Juliana zat in de jaren zeventig spruitjes schoon te maken op de bank. Dat is het beeld dat mensen hadden. Op het moment dat de Oranjes zich gaan gedragen als nouveaux riches, haken veel mensen af. Nederlanders waren tevreden met de rijtjeshuis- en spruitjesmonarchie die we jarenlang hadden. We zitten niet te wachten op kaviaaretende en champagnedrinkende royalty en prinsen die in Ferrari’s door de hoofdstad rijden.”
Niet gek dat er dus kritiek komt van het steeds mondigere Nederlandse volk, maar of het wenselijk is de Koning weg te zetten als Prins Pils of een infantiele Hagenees is een andere vraag die niet per wet op te lossen valt. Gelukkig wordt er met Koningsdag tenminste nog wel een beetje gezopen.
Publicatie verschenen in Simon Ster 46.4
Frank Baaijens
Een interview met de volgende Rector Magnificus
Karel Moeskops
Frank Baaijens zal binnenkort Hans van Duijn opvolgen als Rector Magnificus van de TU/e. Maar wie is deze man? Waarom is hij verkozen tot Rector en wat zal dit betekenen voor de academische richting van de TU/e?
Frank Baaijens was tot voor kort vice-decaan van de faculteit Biomedische Technologie, associate wetenschappelijk directeur van het Institute for Complex Molecular Systems en directeur ad interim van de TU/e-strategic area Health en hij was tot einde 2014 wetenschappelijk directeur van het nationale BioMedical Materials programma. Daarbij heeft hij nog “gewoon” zijn eigen leerstoel bij Soft Tissue Biomechanics and Tissue Engineering aan de faculteit van BMT. Ondanks dit drukke programma weet hij nog tijd vrij te maken voor een student die een kop koffie met hem wil drinken.
U studeerde en promoveerde zelf aan de TU/e werktuigbouwkunde. Wat is het belangrijkste dat u hier geleerd heeft?
“Toen ik studeerde werd de balans tussen het toepassen van technieken en het doen van onderzoek ook al gezocht door de Universiteit. Naast dat de technieken nuttig en dus toepasbaar moesten zijn, was het belangrijk dat we goed begrepen hoe die technieken werkten. Belangrijk is dat je heel goede disciplinaire kennis hebt, maar ook in staat bent over de grenzen van je eigen discipline heen te kijken. In de uiteindelijke beroepspraktijk zal je vaak in multidisciplinaire teams samenwerken. Dan moeten je collega’s kunnen vertrouwen op jouw kennis en expertise.”
Wat dacht u toen u gevraagd werd om Rector Magnificus te worden?
“Nadat ik gevraagd werd om Rector te worden fietste ik uit het dommeltunneltje wat ik normaal ook altijd doe, maar deze keer nam ik de tijd om goed rond te kijken. Ik zag de studenten die hier naartoe komen om zichzelf te ontplooien, studenten die er zelf voor gekozen hebben bij ons te studeren, die ambitieus zijn en nieuwsgierig naar wat hen geleerd wordt. En wij maken dit allemaal mogelijk, dat is toch prachtig?”
Wat zijn uw belangrijkste taken als Rector Magnificus?
“Uiteindelijk is het allemaal mensenwerk, en daarom is misschien wel een van de belangrijkste taken van een Rector Magnificus er voor te zorgen dat de TU/e een universiteit is waar top- onderzoekers, docenten en staf willen werken, en waar studenten graag naar toe gaan. Daarnaast moet er voor een goede koppeling tussen onderwijs en onderzoek gezorgd worden. Dit wil zeggen dat de studenten op de hoogte moeten zijn van de laatste ontwikkelingen.”
Wat zijn de kwaliteiten die u tot een geschikte Rector Magnificus maakt?
“Ik ben in staat grote groepen te leiden en ze te motiveren. Daarnaast heb ik veel onderwijs, onderzoek en bestuurlijke ervaring opgedaan, en in mijn carrière veel contact gehad met diverse faculteiten. Hierdoor wist ik goed wat er speelde.”
Ik heb het idee dat u iemand bent die geen conflict uit de weg gaat? Hiermee doel ik op uw uitnodiging voor een kop koffie nadat u mijn artikel over de universiteitsraad had gelezen.
Frank Baaijens glimlacht een beetje. “Volgens mij is het inderdaad erg belangrijk dat als iemand kritiek heeft op de gang van zaken om daar mee te gaan praten. Op sommige punten kunnen ze dan wel eens gelijk hebben. Om een probleem op te kunnen lossen is het natuurlijk belangrijk om te weten waar dat probleem zit.”
Er zijn de laatste tijd veel veranderingen op de TU/e; denk aan Bachelor College en faculteiten die hun begroting niet rond krijgen. Hoe gaat u met deze veranderingen om?
“Ik vind het belangrijk dat we als TU/e studenten moeten stimuleren zichzelf te ontwikkelen, dit kan alleen als we ervoor zorgen dat de studenten kunnen kiezen welke vakken zij zelf interessant vinden. Dit en het almaar groeiende aantal studenten zorgt wel voor een hele grote druk op het personeel. Ze moeten elk vak dat meer of minder dan vijf studiepunten heeft, veranderen in een vak dat dat wel heeft. Gelukkig beschikt de TU/e over zeer bekwaam personeel dat deze druk aankan. Voor het personeel van de TU/e heb ik dan ook enorme waardering. Ze werken allemaal erg hard om ervoor te zorgen dat de studenten de kans hebben van het beste onderwijs te genieten, en tegelijkertijd wordt er ontzettend goed onderzoek gedaan.
Het Bachelor College zorgt er ook voor dat studenten van verschillende faculteiten ook veel meer contact met elkaar hebben en een kans hebben wat van elkaar te leren. Daar ligt ook gelijk een mogelijkheid tot het dichter bij elkaar brengen van faculteiten. Verschillende faculteiten hebben andere expertises. Als daar meer samenwerking ontstaat, zullen zij elkaar versterken om tot een hoger niveau te komen. Het aangaan van interfacultaire samenwerkingen kan ervoor zorgen dat bijvoorbeeld laboratoria gedeeld kunnen worden wat weer een goede invloed zal hebben op de faculteiten.”
Wat wilt u bereiken als Rector Magnificus?
Ik zou het erg mooi vinden als de naam TU/e bekender wordt op internationaal gebied. Nu vinden we het erg bijzonder als iemand afstudeert bij top universiteiten als Cambridge en Harvard. Ik gun de TU/e ook een dergelijke status. Wij doen op specifieke gebieden niet onder voor die universiteiten en publiceren wetenschappelijke artikelen die op zijn minst al dan niet beter zijn dan die van die universiteiten. Kijk bijvoorbeeld naar het zwaartekracht-programma waarvoor wij een zeer grote subsidie hebben gekregen (40 miljoen euro), dit bewijst dat wij op die wereldtop thuis horen. Ik zou de excellentie van de TU/e en de samenwerking tussen de faculteiten willen bevorderen.
Publicatie verschenen in Simon Ster 46.3
Over doofpotten
Welke doofpot?!
Karel Moeskops
Een begrip waar u niet per se in aanraking wilt komen, maar voor veel studenten toch een noodzakelijk kwaad. En als de nood aan de man is, kunt u beter goed voorbereid zijn. Om u niet het in te sturen, maar met het juiste gereedschap het studentenpad op te sturen, leg ik vandaag aan u uit: de doofpot.
De term doofpot komt voort uit de middeleeuwen; toen stond er in alle huizen een pot waarin de houtskoolresten konden uitdoven. Daar moest dan uiteraard de deksel opblijven, zodat het vuur niet meer zou branden. Dit is handig, u hoeft dan niet meer bang te zijn dat uw huis in brand vliegt als u bijvoorbeeld wilt gaan slapen. De doofpot moet u natuurlijk niet midden in de nacht alsnog openmaken, want dan is er kans dat de nog smeulende kolen het huis alsnog in brand zetten. Om dergelijke rampen te voorkomen heb ik voor de Eindhovense werktuigbouwers een simpel stappenplan in elkaar gezet. (Mocht u ooit Minister van Justitie worden, bel me even, dan spreken we het nog eens door). Eerst wordt u uitgelegd wat een doofpotsituatie is en vervolgens hoe voorkomen kan worden dat een doofpotaffaire aan het licht komt.
Als u denkt dat een bepaalde gebeurtenis ideaal is om te verzwijgen (i.e. te doofpotten), kan u die toetsen aan de volgende criteria. De belangrijkste voorwaarde is dat het duidelijke schade moet opleveren wanneer de informatie in verkeerde handen valt. Bent u zelf de beheerder van een doofpotaffaire? Dan is dit gelukkig gemakkelijk vast te stellen. Bepaalde condities zijn ideaal voor de doofpot: zo wil deze het liefst ontstaan wanneer zaken te snel afgehandeld worden of fouten hersteld moeten worden voordat ze aan het licht komen. U kunt bijvoorbeeld denken aan die keer dat u ’s nachts de schnitzel van uw huisgenoot had opgegeten en dit de ochtend erna hard heeft ontkent, ondanks de opgedroogde curry-resten die op uw mondhoeken verstopt zaten.
Loopt u tegen een doofpotaffaire op? Lees dan de volgende stappen nauwkeurig door, en doe hier uw voordeel mee.
- Zorg dat u bewust bent van alle betrokkenen. Maak hiervan een duidelijk overzicht in gedachte, dit bespaart fysiek bewijs. Tot de betrokkenen behoren alle mensen die in staat zijn om de doofpotaffaire aan het licht te brengen. Bijvoorbeeld de buurman waarvan u de curry geleend heeft of de logé van uw huisgenoot die langsliep toen u de schnitzel aan het verorberen was. U moet dus weten wie er allemaal bij het deksel van de doofpot kan en bij elke actie bedenken hoe u ervoor kunt zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen bij kunnen.
- Mochten er mensen zijn die de doofpot aan het licht kunnen brengen die u niet in zijn geheel vertrouwt, zorg dan dat zij een reden hebben om dit niet te doen. Doet u dit niet, dan loopt u elk moment het risico dat ze plotseling uw geheim verklappen. U kunt ze bijvoorbeeld chanteren. Dit wil zeggen: zorg dat ze zo betrokken zijn dat ze zelf ook schade oplopen als jouw geheimpje wordt verklapt. Geeft u uw buurman ook een stuk schnitzel en herinner de slaapgast aan een avond waarop die al hupsend intimiteit zocht bij een ander. Hebt u een hoge functie? Dan kunt u ook beroep doen op uw autoriteit (argumentum ad verecundiam). Men heeft dan meer middelen om anderen het zwijgen op te leggen. Let wel: bij een eventuele openbaring van uw geheim kan dit mogelijk grotere gevolgen met zich meebrengen.
- De belangrijkste stap luidt als volgt: hoe duidelijk het ook is, ontken altijd het bestaan van de doofpot. Er is altijd wel een stel goedgelovige sukkels die wil geloven dat het geheim niet bestaat. Naast ontkennen kan dit ook door onwetendheid te tonen. Als mensen vragen stellen waar u liever geen antwoord op geeft kunt u altijd vragen wat ze nou precies bedoelen en vertellen dat u het niet kunt herinneren. Bijvoorbeeld als uw huisgenoot vraagt naar de curry-resten in uw mondhoeken, hoeft u niet te moeilijk te doen, maar laat weten dat u het bent vergeten. Zoekt u specifiekere details betreffende doofpotstap drie? Laat u dan, bijvoorbeeld, inspireren door oud-minister Opstelten.
Hebt u uw zaken te snel afgehandeld? Bent u een grote fout begaan die snel moet worden hersteld? U hebt in uw ongewilde losbandigheid een bedpartner opgedaan die niet aan de eisen van uw sociale kring voldoet, een te groot bedrag voor het avondeten op de eetlijst gezet of de schnitzel van u huisgenoot uzelf eigen gemaakt? Volg dan bovengenoemde regels. Het is dan zeer onwaarschijnlijk dat uw doofpotaffaire ooit aan het licht zal komen. Maakt u in deze fasen toch een misstap in de uitvoering, dan rest u maar één ding: Koop een nieuwe schnitzel.
Publicatie verschenen in Simon Ster 47.3
Betalen per vak
Want eerlijkheid is altijd beter. Toch?
Bart Verhaegh
De Landelijke Studenten Vakbond heeft in samenwerking met de PvdA en de VVD geopperd studenten de mogelijkheid te geven hun collegegeld te betalen per vak. Volgens de LSVb ontstaat er een te grote financiële druk op de student en remt dit zijn zelfontplooiing. Is betalen per vak een oplossing?
De LSVb geeft aan dat Nederland op achterstand komt als het niet wat doet aan de financiële druk op de student. Stefan Wirken, voorzitter van de LSVb: “Vasthouden aan de huidige manier van studeren zet Nederland op achterstand. Hoog tijd dat onze studenten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen en een studie op een passende manier in te richten.” Studenten moeten volgens Wirken hun studie zelf kunnen inrichten als zij daar behoefte aan hebben. Nu wordt de student ontmoedigd te doen aan extra-curriculaire activiteit, terwijl deze activiteit juist zo belangrijk is. Flexibel studeren moet een eind maken aan het betalen van €2000,- collegegeld in een bestuursjaar, terwijl een bestuurslid maar bijvoorbeeld 15 van de 60 EC volgt.
Dat ambitie buiten de collegebank belangrijk is, blijkt uit cijfers van de industrie. Els Ackerman, loopbaanadviseur: “Met hard werken en studeren is helemaal niets mis. (..) Maar bij een groot aantal organisaties kijkt men niet alleen naar wat je weet, maar ook wie je bent. Zij zoeken mensen die niet alleen hun denkvermogen hebben ontwikkeld, maar ook hun sociale kwaliteiten.” Bedrijven geven hiermee een sterk signaal af; een opleiding vormt de basis voor een toekomstig werknemer, maar doorslaggevend is zijn karakter. Als een sollicitant kan laten zien dat hij ambitieus is en zich actief persoonlijk ontwikkeld, is dat volgens het bedrijfsleven een breder inzetbaar mens. Alleen op deze manier zijn onze alumni in staan het Nederlands bedrijfsleven meer te laten innoveren dan dat van het buitenland. Aangezien het curriculum van een universitaire studie hier te weinig aan doet, moeten studenten deze vaardigheden extra-curriculair opdoen.
Het onderwijsbeleid van Nederland zou met deze kennis extra-curriculaire activiteit moeten ondersteunen. Hoe het Ministerie van OCW dit moet doen, wordt geadviseerd in een rapport van het Center for Higher Education Policy Studies van de Universiteit Twente: zij claimen dat het verminderen van beloning een negatief effect heeft op het aantal studenten dat extra-curriculair actief is. Financiële ondersteuning biedt geen motivatie om actief te worden, maar het ontbreken ervan werpt een hope drempel op. Dat kan je je ook goed voorstellen: Het uitoefenen van activiteiten naast de studie maakt het voor het grootste deel van de studenten onmogelijk snel genoeg te kunnen afstuderen. Deze verlengde studieduur neemt kosten als collegegeld, levensvoorzieningen en huisvesting met zich mee en een student kan deze kosten niet opvangen.
De LSVb stelt dus terecht het onderwijsbeleid aan de kaak. Zelfontplooiing speelt een sleutelrol in het betreden van de arbeidsmarkt en de steeds groter wordende financiële last door bijvoorbeeld het wegvallen van de prestatiebeurs werpt drempels op om aan deze zelfontplooiing te doen. Toch voelt niet iedereen evenveel voor de plannen om te gaan betalen per vak. Jan Fransoo, Dean Graduate School van de TU/e: “Opleidingen zijn meer dan een verzameling vakken. Je volgt een opleiding met intensieve begeleiding van docenten en niet zomaar links en rechts wat vakken bij elkaar winkelen.” Ook zijn er opleidingsinstituten die aangeven bang te zijn voor de administratieve last van het plan en de onzekerheid van inkomen. Het wordt immers een stuk moeilijker begroten als er onduidelijkheid is over de hoeveelheid vakken die gevolgd gaat worden. Of dit een significante financiële last met zich meedraagt is lastig te zeggen. Het hangt vooral af van de hoeveelheid studenten die gebruik zou gaan maken van zo’n regeling. Zolang betalen per vak alleen interessant blijft voor hen waarvoor het is bedoeld; de bestuurders, ondernemers en andere zelfontplooiers, zal het niet veel meer dan 10% van de studentenpopulatie omvatten. Verder maken deze wel gebruik van veel van de faciliteiten die een universiteit biedt, zoals de IT-infrastructuur en huisvesting. Faciliteiten waar de student via het collegegeld aan meebetaalt. Is die eerdergenoemde financiële drempel om aan zelfontplooiing te doen echter wel zo hoog? Stel je betaalt in je bestuursjaar niet €2000,-, maar €500,-. Dan bespaar je op dat jaar €1500,-. In dat jaar verdien je geen geld, je doet immers aan vrijwilligerswerk, maar geef je gemiddeld wel €800,- per maand uit aan levensonderhoud, huisvesting en ontspanning. Een extra jaar op een universiteit is dus een duur gegeven. Echter, niet het collegegeld, maar de andere kosten leveren deze financiële drempel. Lost het plan van de LSVb het probleem wel op? Gaat €500,- betalen per 15 ECTS daadwerkelijk zorgen voor meer actieve studenten? Financieel gezien is het onwaarschijnlijk.
Er zijn natuurlijk ook al wegen waarlangs bestuurders worden gecompenseerd voor het werk dat zij doen. Elke universiteit kent namelijk een zogenaamd ‘Profileringsfonds’, dat is opgericht precies om studievertraging financieel te compenseren voor bijvoorbeeld topsporters, maar ook voor mensen die vanwege familieomstandigheden of ziekte studievertraging oplopen. Niet om te compenseren voor het betaalde collegegeld, maar voor de onkosten die je maakt dat jaar. Als uitgangspunt wordt dan ook 8 maanden prestatiebeurs genomen voor de vergoeding.
De LSVb heeft samen met de politiek terecht een probleem aan de kaak gesteld: Nederland raakt op achterstand als het de financiële last op studenten blijft verhogen. Door afschaffing van de prestatiebeurs en het leggen van de focus op snel afstuderen wordt zelfontplooiing ontmoedigd. Het ministerie van OCW moet daar iets aan gaan doen en de LSVb stelt voor een flexibel collegetarief in te voeren. Of dit plan het probleem gaat oplossen, is maar de vraag. Financieel gezien is het plan niet doorslaggevend, roept het een hoop weerstand op bij universitair management en is het een behoorlijk ingrijpende verandering om een klein deel van de studentenpopulatie te faciliteren. Zorgen dat extra-curriculaire activiteit onderkend wordt is een goed plan, maar doe dat liever door de beurzen flexibeler te maken, ondernemerschap te belonen of misschien zelfs extra-curriculaire activiteit intra-curriculair te maken; integreer ondernemerschap en management in het onderwijs.
Het moge duidelijk zijn: betalen per vak is geen oplossing voor het gebrek aan ambitie van onze academici.
Publicatie verschenen in Simon Ster 47.2
Is de NS too big to fail?
Bart Verhaegh
De Nederlandse Spoorwegen zijn de afgelopen tijd erg vaak in het nieuws: ‘topman stapt op na fraudezaak’, ‘NS wil lestijden scholen veranderen’, kopten de kranten. De gehele spoorsector zorgt nu voor een enorme druk op de verantwoordelijke staatssecretaris. Waar gaat het nu eigenlijk mis?
Om het probleem echt goed te kunnen begrijpen, moeten we eerst een goed kijken naar hoe het in Nederland precies geregeld is. In Nederland hebben we het beheer van het spoor gescheiden van het beheer van het personenvervoer dat erop rijdt. Dit zijn respectievelijk ProRail en Nederlandse Spoorwegen. Deze situatie kennen we vanaf 2003; daarvoor viel dit volledig in het beheer van de NS. Waar DSM en PTT altijd volledige staatsbedrijven waren, is de NS al jaren een zogenaamd semi-staatsbedrijf. Dit betekent dat NS een N.V. is waarvan 100% van de aandelen in handen is van de Nederlandse Staat, maar verder het spoorbedrijf een volledig commerciële instelling heeft net als elke andere NV. De ideologie achter dit besluit is het creëren van een open markt in de spoorsector en deze marktwerking zou de kwaliteit van het vervoer moeten verhogen.
De vrijheid die de Overheid geeft aan de NS zou moeten zorgen voor een betere bedrijfsvoering en een vrijer financieel beleid. Wat we nu zien is dat de vrijheid van een reguliere onderneming inderdaad benut wordt, maar ten koste gaat plichtsbesef; de NS heeft immers de maatschappelijke taak het volk van openbaar vervoer te voorzien. De eigenaar van de NS, het ministerie van Financiën, onderstreept dit: “De NS kent (…) zwak ontwikkeld normbesef en beoordelingsvermogen en te beperkte reflectie op de positie van het bedrijf in het openbaar vervoer in Nederland.” De commerciële houding van de vervoerder leidde er bijvoorbeeld toe dat QBuzz, een dochteronderneming van de NS, de aanbesteding van concessies in Limburg dwarsboomde. Ook dingt NS tegenwoordig mee aan concessies door heel Europa: bus- en treinvervoer in onder andere Groot-Brittannië en Duitsland wordt door NS uitgevoerd en probeert elders in Europa meer trajecten te winnen. Meedingen aan zo’n concessie brengt investeringen en risico’s met zich mee en het is de vraag of dit meerwaarde biedt voor Nederland. De hoofdconcessie voor het Nederlandse hoofdnetwerk wordt echter niet publiek aanbesteed en wordt onderhands gegund aan de Nederlandse Spoorwegen. Van marktwerking is op dit hoofdrailnet dus geen sprake.
Privatisering leidde ook tot het uitbreiden van de bedrijfsactiviteiten naar vastgoed en horeca; alle stations, inclusief winkelpanden, zijn eigendom van de NS en ook de exploitatie van de horecabedrijven op stations wordt door de NS gedaan: Rond 40% van de werkzaamheden in stationswinkels wordt gedaan door personeel dat bij NS op de loonlijst staat. AH to Go, Starbucks en Etos zijn voorbeelden van franchisewinkels die dus eigendom zijn van NS, maar NS ontwikkelt ook zelf formules. Denk hierbij aan Smullers, Broodzaak, Julia’s en Kiosk.
Is het een probleem dat de NS zoveel nevenactiviteiten heeft? In principe zorgt het voor netto winst en wordt daarmee de staatsbegroting ontlast en blijft treinreizen betaalbaar voor burger en overheid. Echter gaat de hoofdactiviteit, die van NS Reizigers, niet altijd goed! NS kampt met een imagoprobleem, klanttevredenheidcijfers blijven teleurstellend en de nieuwskoppen over het treinbedrijf zijn zelden positief. Timo Huges, directeur van NS tot juni 2015, werd aangesteld om schoon schip te maken na het Fyra-schandaal, maar was verantwoordelijk voor het schandaal rond de aanbesteding van de eerdergenoemde concessie in Limburg. In augustus trad Roger van Boxtel aan als directeur en het eerste waarmee de man in de pers naar buiten kwam was het volgende bericht:
“NS-bestuurder Roger van Boxtel hoopt op flexibiliteit van reizigers en grote onderwijsinstellingen als er komend jaar een tekort aan treinen ontstaat. Door het tekort moeten reizigers rekening houden met overvolle treinen, zegt Van Boxtel in zijn eerste interview als topman van NS.” – Nieuwsuur
De zogenaamde ‘apenkoppen’, een type trein dat de NS in de dienstregeling had, worden namelijk afgeschreven en wel negen maanden voordat de nieuw bestelde treinen in gebruik kunnen worden genomen. De topman ziet maar één oplossing en dat is het probleem aan de maatschappij overlaten: “probeer het reizen een beetje te spreiden rond de ochtend- en avondspits. Het zou helpen als een aantal onderwijsinstellingen in plaats van 09.00 uur om 10.00 uur beginnen. En dan niet om 15.00 uur stoppen, maar een uur later.” Aldus Van Boxtel. Volgens Jan van Zijl, voorzitter van de MBO-raad, onderschat Van Boxtel hiermee “hoe vreselijk ingewikkeld het is voor grote scholen om lesroosters te maken.” Ook minister van Onderwijs Jet Bussemaker denkt niet dat scholen het spoorprobleem op kunnen lossen.
Is dit oplossingsgericht denken of neemt de NS geen verantwoordelijkheid? Het probleem klinkt als een gevolg van slecht inkoopbeleid en daar is de reiziger nu de dupe van. NS vraagt nu de reiziger zelf het probleem op te lossen. Als de NS een commerciële instelling is en de vruchten wil plukken van haar privatisering, moet het ook op de blaren zitten als het strategisch slechte keuzes maakt. Echter, het voortbestaan van de NS is natuurlijk cruciaal en de uiteindelijk betaalt de reiziger de rekening. Algemeen gezegd: NS is een bedrijf dat zo’n belangrijke dienst levert voor de maatschappij, dat het koste wat kost overeind moet worden gehouden door de Staat. Een symptoom dat vaak opduikt bij instellingen die de zogenaamde status van too big to fail hebben, is het ontstaan van Moral Hazard: als een organisatie niet direct risico loopt voor haar daden, verandert het gedrag van de organisatie significant.
Samengevat; de Nederlandse Spoorwegen is een commercieel bedrijf en eigendom van de Staat. Het is geprivatiseerd om marktwerking te stimuleren en een open markt te creëren in de spoorsector. Het hoofdnet wordt echter onderhands aan de NS gegund, terwijl de vrijheid van het bedrijf zorgt voor een wildgroei aan nevenactiviteiten en de belangrijkste dienst die zij verleent niet altijd naar behoren is of in ieder geval niet als zodanig wordt ervaren door de klant. Gaat het echter financieel of strategisch niet goed met de NS, dan schiet de Nederlandse Staat te hulp. Op deze manier gaat het niet goed en dat kan op twee manieren opgelost worden: de spoorsector wordt weer genationaliseerd of het hoofdnet wordt publiek uitbesteed. Hiermee wordt gezorgd voor ofwel een gezonde open markt of een gesloten spoor waarvoor alleen de Overheid voor verantwoordelijk kan worden gehouden. Want uiteindelijk heeft dat wat zich Nederlandse Spoorwegen noemt maar één echte taak: rijden.
Publicatie verschenen in Simon Ster 47.1
Wat is het toch mooi om student te zijn!
De eerste stapjes in de richting van een succesvol studentenleven
Daar staat u dan, als miezerige eerstejaars wordt u het woelige studentenleven ingeworpen. U hebt de middelbare school met goed gevolg afgerond en u vraagt zichzelf af: hoe nu verder? Wat moet er gebeuren om de aankomende zeven jaar van mijn leven in te vullen als een koningstijd? Om maar meteen met de deur in huis te vallen, studeren kan omschreven worden als: ’s avonds laat de kroeg uitrollen, ’s ochtends vroeg (enigszins) fris in de collegebanken, vrienden voor het leven maken, brallen, versieren, op kamers gaan, studiepunten binnen koppen, rood staan, huisgenoten irriteren, jezelf ontwikkelen. Oftewel, wat men altijd al roept, de mooiste tijd van je leven!
De mooiste tijd van je leven. Toch blijkt het altijd maar weer dat er veel studenten hier in de Lichtstad zijn die de betekenis van deze zin niet helemaal tot zich door hebben laten dringen. Om ervoor te zorgen dat u, als kersverse eerstejaars, niet de fouten maakt die veel van uw voorgangers wel maakten zal ik u, geheel uit filantropisme, in deze sTAUt goede raad meegeven. Zie dit als een klein zetje in de goede richting, want uiteindelijk zal u het helemaal zelf moeten doen. Mocht u het nog niet begrepen hebben, studeren doe je helemaal voor jezelf en voor niemand anders.
Laat ik u eerst feliciteren met het feit dat u gekozen hebt voor de belangrijkste, mooiste en voornaamste academische opleiding aan de Technische Universiteit Eindhoven. Deze studie was er al tijdens de oprichting van de Technische Hogeschool in 1956 en behoort tot de drie oudste opleidingen in Eindhoven. In de loop der jaren zijn er een aantal opleidingen bijgekomen, echter kunt u bij enkelen hiervan terecht vraagtekens zetten bij zowel de term opleiding in plaats van cursus als bij het technische karakter ervan. Voor de grap zou u een keer een student TIW moeten vragen welke technische vakken hij in zijn curriculum heeft. Of vraag een Bouwkundestudent waarom RVS niet staat voor Roest Vrij Staal. Wat betreft Industrial Design, die studenten kunt u beter helemaal links laten liggen want tot op de dag van vandaag is het voor vele technische studenten nog steeds een grote vraag waarom zij überhaupt de ingenieurs titel kunnen behalen. U kunt, louter uit nieuwsgierigheid, natuurlijk wel vragen aan de ID student. Schroom u niet en vindt het vooral niet zielig om deze minderbedeelden in hun gezicht uit te lachen als zij geen antwoord op uw vragen kunnen geven. Zij gaan hierdoor kritischer naar zichzelf kijken en zullen u later danken voor de inzichten die u hen heeft verschaft. U zult er dan zelf ook achter komen dat u, als student Werktuigbouwkunde, toch wel een erg bevoorrecht persoon bent.
Nu zie ik u al met groot genoegen in de handen wrijven, want u denkt natuurlijk dat u nu al door uw studiekeuze een uitmuntend studentenleven tegemoet gaat. Niets is minder waar. Wat vele van uw mede eerstejaars en zelfs een groot gedeelte van de ouderejaars namelijk nog erg onderschatten is het op kamers gaan. Vele studenten reizen dagelijks op en neer. Het groene pad waarmee u de TU campus betreedt heet niet voor niets officieel het Limbopad, niet echt iets om trots op te zijn toch? Het dagelijks op en neer pendelen tussen moederlief en de collegebanken is niet erg bevorderlijk voor uw zelfstandigheid. Het zal u enkel belemmeren op uw weg naar het goede studentenleven. Als u nog geen kamer heeft zoek er dan zo snel mogelijk een (liever gisteren dan vandaag), want het sociaal integreren met medestudenten vindt vaak op de momenten naast de studie plaats. Besluit u toch in het warme nest van papa en mama te blijven dan staat u hiermee uw eigen ontwikkeling van een kritisch beeld op de maatschappij en uzelf in de weg.
Bent u wel al de trotse bezitter van een eigen hokje dan weet u kennelijk wel al enigszins hoe het moet en heeft u een eerste stap richting een succesvol studentenleven gezet, mijn complimenten! Maar met alleen dit hokje bent u er nog niet. Nu begint de sociale controle, aarzel bijvoorbeeld niet om een huisgenoot die avonden achter elkaar in de boeken zit uit zijn schulp te trekken en wat kleine biertjes bij hem naar binnen te gieten of hem het Stratumseind op te trappen. Hij zal u hiervoor erg dankbaar zijn want iedereen heeft behoefte aan ontspanning, zonder ontspanning namelijk geen inspanning. Het is echt niet erg om wekelijks goed te borrelen met uw medestudenten of om volledig uit uw plaat te gaan op het Stratumseind. Zoals u huisgenoten soms van de boeken dient te redden zo moet u ze zo nu en dan ook richting de boeken trappen. Twijfel niet om de luie personen die de hele dag in bed liggen eruit te trekken en naar de uni te slepen, hoe erg ze ook tegenstribbelen, om hun moeder roepen en er nachtmerries van krijgen. Uiteindelijk zullen ze u er, zeker tijdens tentamenperiodes, erg dankbaar voor zijn.
Een ander belangrijk aspect van het studentenleven is ontwikkeling. Zoals er veel studenten zijn die niet begrijpen dat op kamers gaan belangrijk is. Zo zijn er ook legio studenten die met oogkleppen op studeren. Zij houden zich slechts bezig met studeren en stevenen regelrecht op de bul af, dat laatste is natuurlijk niet per definitie een slechte zaak. Maar deze studenten zullen als wereldvreemde studenten afstuderen. Zij zijn misschien wel heel goed in hun vakgebied, maar weten totaal niet hoe ze iets moet organiseren of bij welke bedrijven ze aan de bak kunnen gaan. Als u uw ogen opent dan zult u zien dat Eindhoven tal van clubjes herbergt die grofweg in te delen zijn in studenten-, studie-, sport- en cultuurverenigingen. Waar u uzelf bij aansluit maakt niet zo veel uit. Het belangrijkste is dát u zich aansluit en dan in ieder geval bij het clubje waarbij u zich het meest op de plek voelt. Bij deze verenigingen krijgt u de kans om zitting te nemen in besturen of commissies. Doe dat; en u zal leren managen, samenwerken en u zal uw zelf beter leren kennen. Het kan voorkomen dat u door bestuurs- of commissiewerk wat studievertraging oploopt, maar laat u uzelf hierdoor niet afschrikken. Als u afgestudeerd bent dan zien bedrijven dit als erg relevante ervaring. Die studievertraging is nog lang niet zo erg, dit geeft u alleen maar de kans om langer student te zijn, prachtig toch? Als u eenmaal bakken met geld verdient dan komt u die langstudeerboete ook wel weer te boven. Overigens moet u ook niet vergeten dat uw nieuw opgedane studiekameraden veelal staan te popelen om samen met u de tentamenperiode te trotseren. Het studeren is nu opeens niet meer zo erg en u zal meer gaan studeren.
Ik hoop vurig dat u mijn goed bedoelde raad niet in de wind slaat en alsnog thuis blijft wonen en met oogkleppen op gaat studeren. Tijdens de introductieweek bent u hopelijk goed klaargestoomd om student te worden en heeft u vele facetten van het student-zijn gezien, zet de lijn die u tijdens de intro ingezet hebt door. Rhetoricadispuut Tau gelooft dat een goede student zowel verbaal als fysiek weerbaar, kritisch en zelfverzekerd zichzelf blijft ontwikkelen. Stel uzelf dit ook ten doel, u zult zien dat u op deze manier het maximale uit uw studententijd haalt, ongeacht het studentenhuis waar u in gaat wonen of bij welke club u actief wordt.
Rhetoricadispuut Tau
Rhetoricadispuut Tau is een onafhankelijk dispuut, opgericht in het jaar negentienhonderd-zesennegentig, van grotendeels studenten Werktuigbouwkunde. Het dispuut is niet gebonden aan een vereniging of afstudeerrichting maar het onderhoudt wel nauwe banden met Studievereniging Simon Stevin. Zoals de naam al aangeeft houdt het dispuut zich bezig met de rhetorica. De activiteiten bestaan dan ook onder meer uit debatwedstrijden en het publiceren van artikelen over rhetorica en aanverwante onderwerpen. Om lid te worden is specifieke voorkennis niet per se nodig, binnen het dispuut is genoeg ervaring aanwezig om nieuwe leden snel op te leiden. Natuurlijk is niet elke bijeenkomst even formeel, de zware onderwerpen worden veel afgewisseld met activiteiten waar gezelligheid centraal staat.
De Tau, de negentiende letter uit het Griekse alfabet, wordt in de wetenschap veelal gebruikt om constanten aan te duiden, waarvan de tijdsconstante één van de meest bekenden is. Deze tijdsconstante zal er altijd zijn en symboliseert daarmee continuïteit, de continuïteit van Rhetoricadispuut Tau. Rhetoricadispuut Tau is voort gekomen uit Rhetoricadispuut Aristotelis. De afzonderlijke letters van het woord Tau staan daarom ook nog voor de belangrijke gebeurtenis die in de historie van het dispuut heeft plaatsgevonden:
Toen Aristotelis Uitbreidde
Voor meer informatie kunt u terecht op de website www.rhetoricadispuuttau.nl.
Publicatie verschenen in Simon Ster 43.5
Johan Rudolph Thorbecke
Grootste parlementair politicus van Nederland ooit
Daan Dams
Politiek is op dit moment weer een hot topic. Het regeerakkoord van het kabinet Rutte II doet veel stof opwaaien. Heel Nederland verkondigt weer zijn eigen mening en men roept alweer over kiezersbedrog. In deze sTAUt gaan we een stuk terug in de geschiedenis van de Nederlandse politiek. We beschouwen de persoon die de grootste staatsman was van het Nederland van de negentiende eeuw en is mogelijk de grootste parlementair politicus die Nederland ooit gekend heeft. Hij wordt door Nederlandse politici en vaderlandse historici nog steeds in hoog aanzien gehouden. En dan te bedenken dat hij eigenlijk medeverantwoordelijk is voor de puinhoop die nu de Nederlandse politiek wordt genoemd.
Vroege jaren

Johan Rudolf Thorbecke
Op 14 januari 1798 zag de man, die later uit zou groeien tot de grootste politicus die Nederland ooit kende, het levenslicht. Zijn naam: Johan Rudolph Thorbecke. In Zwolle groeide Thorbecke op in een half-Duitse familie. Aangezien zijn vader lange tijd werkloos was, moest de familie Thorbecke leven op geldelijke steun van hun aanverwanten in Duitsland. Vader Thorbecke wilde niet dat zijn zoon hetzelfde lot zou overkomen als hemzelf en heeft hem daardoor tot zijn eigen dood gestimuleerd om hard te studeren. Hij bleef maar hameren op het belang van een degelijke studie en daarna carrière maken zodat Johan iets zou bereiken wat zijn vader niet lukte, namelijk geld verdienen en zelf goed voor de familie zorgen.
De goede raad van zijn vader ter harte nemende begon Thorbecke met zijn studie in Amsterdam aan het Athenaeum Illustre, welke in het algemeen wordt beschouwd als de voorloper van de Universiteit van Amsterdam, alhoewel men op dat moment nog niet af kon studeren of graden kon behalen aan het Athenaeum. Uiteindelijk studeerde hij dan ook af aan de Universiteit van Leiden waar hij op 23 juni 1820 ook nog zou promoveren in de Letteren. Tijdens zijn studie dong Thorbecke naar de eerste prijs van drie prijsvragen: de eerste over de levensfilosofie van Cicero, de tweede over Cicero’s opvatting over de redenaarskunst en de laatst over het scepticisme in de oudheid. Op dat moment is Cicero voor Thorbecke nog een onaantastbare grootheid in vrijwel alle opzichten. Een kwart eeuw later zal de Duitse historicus Theodor Mommsen zijn beroemde aanval lanceren, waarin hij Cicero typeert als de advocaat zonder principes en de opportunist die bereid is iedereen te verdedigen al naar gelang het uitkomt. Het is ook rond die tijd dat Thorbecke anders over Cicero gaat denken en de filosoof niet langer meer op een voetstuk plaatst.

Koning Willem II
Na zijn promotie aan de Universiteit van Leiden vertrekt Thorbecke naar Duitsland waar hij van 1822 tot 1823 als privaatdocent in de wijsbegeerte en geschiedenis in Giessen aan de slag gaat. Deze periode zou een belangrijke periode worden voor zijn geestelijke vorming. In Duitsland komt hij in aanraking met het Duitse filosofische idealisme en met de heersende opvattingen over de geschiedfilosofie. Het waren geldzorgen die Thorbecke uiteindelijk terugdreven naar de Nederlanden. Hier zou hij in 1825 benoemd worden tot buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Gent. Zijn leeropdrachten bestonden uit Europese Geschiedenis, Internationale betrekkingen en statistiek. Daarnaast verzorgde hij ook een college in de Staatshuishoudkunde. In Gent bestudeerde Thorbecke de economische ontwikkelingen die met name het gevolg waren van de industrialisatie.
In 1830 begon de Belgische opstand die leidde tot de onafhankelijkheid van België. Thorbecke werd door de opstand gedwongen de stad te verlaten en hij verhuisde naar het land dat we nu Nederland noemen, hier werd hij benoemd tot hoogleraar diplomatie en moderne geschiedenis aan de Universiteit van Leiden. Hij zou hier onder andere college geven over de Grondwet, waaruit zijn publicatie “Aanteekening op de Grondwet” (1839) voortkwam, deze publicatie wordt beschouwd als zijn eerste openbare bijdrage aan het debat omtrent de herziening der grondwet (Nederland was op dat moment nog een monarchie). Voordat Thorbecke uiteindelijk de minister werd die we allemaal kennen, bekleedde hij een aantal andere politieke functies: zo was hij onder andere lid van de Tweede Kamer (1844-1845).
Voorstel der Negen mannen

Koning Willem III
Het debat omtrent de herziening der grondwet was al een aantal jaar een hot topic in politiek Nederland. Uiteindelijk leidde dit debat ertoe dat in 1844 de Tweede Kamer Koning Willem II vroeg om een Grondwetsherziening, die de koning echter weigerde. Als reactie hierop nam Thorbecke, die in juli 1844 tot Kamerlid werd gekozen in een tussentijdse vacature, samen met acht andere Tweede Kamerleden, ‘de Negenmannen’, het initiatief. Dit heeft uiteindelijk geleid tot het Voorstel der Negenmannen, welke op 10 december 1844 ingediend werd en het volgende behelsde:
- Invoering van de staatkundige ministeriële verantwoordelijkheid.
- Invoering van rechtstreekse verkiezing van de Tweede Kamer.
- Het verlenen aan de koning van het recht om de Tweede Kamer uit te breiden.
- Hervorming van de Eerste Kamer.
- Herziening van de bepalingen over onderwijs en godsdienst om volledige vrijheid van godsdienst te garanderen.
Het voorstel werd bestreden door de minister van Justitie, Marinus Willem de Jonge van Campensnieuwland, wie een fervent tegenstrijder was van de voorstellen. En met succes, want de Tweede Kamer besloot op 31 mei 1845 met 34 tegen 21 stemmen het voorstel niet verder in behandeling te nemen. De conservatieve meerderheid in de Kamer en de regering had zowel inhoudelijke als procedurele bezwaren. Zij vonden namelijk dat het initiatief tot herziening van de Grondwet van de koning zelf uit moest komen. In juli 1845 werd Thorbecke niet herkozen voor de Tweede Kamer.
Tot op heden is het de vraag of Thorbecke en de andere acht Kamerleden wel op het aannemen van de vijf voorstellen uit waren. Men denkt dat zij eerder een politieke stroomversnelling op gang wilden brengen, welke er uiteindelijk in 1848 ook kwam.
Het jaar 1848
Op 17 maart 1848 kwam koning Willem II, die bang was om slachtoffer te worden van de revolutie die Europa op dat moment in zijn ban hield, aan de voorstellen van de Negenmannen tegemoet en benoemde Thorbecke tot voorzitter van de Grondwetscommissie.
11 April 1848 was de Grondwetscommissie gereed met haar werkzaamheden. De voorstellen die de commissie indienden gingen verder dan de conservatieve Tweede Kamer eigenlijk zou willen. De commissie stelde dat zowel de Tweede Kamer, alsook de Gemeenteraden en Provinciale Staten rechtstreeks gekozen moesten worden door burgers die een bepaald bedrag aan belasting betalen. Daarnaast moest de Eerste Kamer afgeschaft worden. De Tweede Kamer was het hier absoluut niet mee eens. Het compromis zou uiteindelijk zijn dat de Eerste Kamer aanbleef maar dat de leden hiervan werden gekozen door de Provinciale Staten. Een aantal (conservatieve) ministers konden niet instemmen met de liberale voorstellen van de commissie. Na een aantal geschillen traden deze ministers uiteindelijk ook af.
Gedurende de parlementaire behandeling van de voorstellen werden deze door de Tweede Kamer goedgekeurd. Zelfs de uiterst conservatieve Eerste Kamer stemde in, daarbij was echter wel de nodige liberale druk op de Kamer uitgeoefend. Daarnaast waren enkele conservatieve leden door de regering vervangen door hervormingsgezinden. Bovendien moest de stemming gestaakt worden en wist koning Willem II één Eerste Kamerlid, Arnoud Willem van Brienen van de Groote Lindt, van mening te laten veranderen, waardoor uiteindelijk de kleinst mogelijke meerderheid van de Eerste Kamer voor de voorstellen was. Uiteindelijk was de meerderheid in de Nederlandse politiek vóór de Grondwetsherziening.
Kroonprins Willem (de latere koning Willem III) keerde zich openlijk tegen het besluit van zijn vader om een liberale Grondwet in te voeren. Hij verzocht zelfs schriftelijk aan Willem II hem afstand te verlenen van zijn rechten als prins van Oranje en als erfgenaam der Kroon. Dit verzoek werd geweigerd door Willem II, wat erin resulteerde dat er na zijn dood een koning in Nederland zat die gedurende de rest van de 19de eeuw conflicten had met de liberalen in de Tweede Kamer. Overigens zonder dat er iets aan de Grondwet veranderde.
Enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd in de Grondwetsherziening zijn:
- Invoering van de politieke ministeriele verantwoordelijkheid (verantwoordelijkheid bij ministers, koning is onschendbaar).
- Rechtstreekse verkiezing van Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten.
- Mogelijkheid tot het ontbinden van de Kamers en nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
- Vrijheid van onderwijs.
- Vrijheid van vereniging en vergadering.
- Vrijheid van meningsuiting.
- Vrijheid van drukpers.
“Minister-President” Thorbecke

Een standbeeld van Johan Rudolph Thorbecke
Na de Grondwetswijziging zijn er drie Kabinetten-Thorbecke geweest. De positie van minister-president bestond in die tijd nog niet, maar het was voor iedereen duidelijk wie de leider van de kabinetten was.
De vorming van het eerste kabinet-Thorbecke kwam moeizaam op gang. Thorbecke had niet de vrije hand bij het kiezen van zijn medeministers en eenmaal begonnen kon het kabinet rekenen op de voortdurende tegenwerking van Willem III, wie een diepgewortelde, principiële afkeer van Thorbecke en zijn kabinet had. Het kabinet trad dan ook hoogstens als eenheid op tijdens conflicten met de Koning. Tegenover het parlement moest iedere minister zelfstandig zijn eigen beleid verdedigen. In die tijd kende men het partijenstelsel dat we nu kennen nog niet, evenals die bindende factor met de Kamer. Het was dus ook niet te vermijden dat nogal wat ministers aftraden tijdens deze periode.
Het tweede kabinet-Thorbecke stond in het teken van het verbeteren van de Nederlandse infrastructuur. Wetten werden aangenomen voor het graven van het Noordzeekanaal en de Rotterdamsche Waterweg. Daarnaast kregen ook de spoorwegen een grote kwaliteitsimpuls. In deze tijd ging het erg goed met de Nederlandse economie en het kabinet kreeg de bijnaam Kabinet met de spade op de schouder. Het was ook tijdens dit kabinet dat Thorbecke een doodsbedreiging per brief ontving. Hij bleef omstreden bij veel Nederlanders, maar toch ook populair, gezien het vaak enthousiaste onthaal dat hij ontving als hij op een van zijn ambtsreizen door het land was.
Het kortste kabinet dat Thorbecke leidde was het derde kabinet-Thorbecke. Dit kabinet duurde van 4 januari 1871 tot en met 6 juni 1872, de dag waarop Thorbecke te overlijden kwam aan de gevolgen van longontsteking. Dit kabinet kreeg de bijnaam Kabinet met het geweer op den schouder omdat er veel pogingen werden gedaan om de nationale defensie te verbeteren (i.v.m. de dreigende internationale toestand). Vijf dagen nadat Thorbecke de toelating van Aletta Jacobs als eerste vrouwelijke student aan de universiteit regelde, dompelde hij de hele natie in rouw door zijn overlijden.
Publicatie verschenen in Simon Ster 44.2
Santiago de Compostella
De pelgrim bestaat nog
Bram Berkien
Men zegt vaak dat alle wegen naar Rome leiden, maar waar weinig mensen zich bewust van zijn is dat er ook een verbluffend aantal wegen naar het bedevaartsoord Santiago de Compostella in West-Spanje leidt. De pelgrimage naar deze stad is een zeer oud, invloedrijk en uniek verschijnsel dat recentelijk weer aan populariteit wint.
Het principe van een bedevaart zal eenieder bekend zijn: een gelovige zuivert zijn geest door een enorme reis te maken die zowel mentaal als fysiek het uiterste van hem vergt. Zo komt hij nader tot zijn god en beleeft hij en passant nog wat avonturen. Een in Europa erg bekende en populaire bestemming is Santiago de Compostella aan de westkust van Spanje. Waar echter veel mensen
zullen menen dat pelgrims een gedateerd verschijnsel zijn, is exact het tegenovergestelde waar. Om te testen hoe eigentijds de bedevaart is, besloot uw schrijver het aan den lijve te ondervinden en naar Spanje te fietsen.
Geschiedenis

Credits foto: Xosema, https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Cubos_de_colores_-_Santiago_de_Compostela_-_Apostol_2016_-_02.jpg
De geschiedenis van de bedevaart naar Santiago is terug te voeren op een veldslag in de Spaanse streek Asturië rond het jaar 844. Koning Ramio I streed hier tegen de Moren een hopeloze strijd, tot een geheimzinnige ruiter zijn leger te hulp schoot en de Moren een decimeerde tot een hoopje ledematen. Het kon niet anders of deze ruiter was (de geest van) Sint Jakobus, een discipel en apostel van Jezus Christus. Bekend was al dat het lichaam van deze apostel na zijn onthoofding in Palestina per boot geheel op eigen kracht de westkust van Spanje bereikte en daarna begraven werd op een berg landinwaarts. Hier verrees later de stad Santiago (Spaans voor Sint Jacob) de Compostella. Het symbool van Sint Jacob is overigens de Jacobsschelp, een symbool dat men onderweg veelvuldig tegenkomt en waar men in Santiago zelf vrijwel over struikelt. In de Middeleeuwen was de route naar Santiago immens populair. Men schat dat zo’n 10% van de bevolking van Europa destijds de bedevaart heeft afgelegd. De route was echter ook erg gevaarlijk, de pelgrims moesten moerassen doorkruisen, bergen beklimmen en kloven waar struikrovers op de loer lagen doorsteken. Uiteraard waren toen ook de voorzieningen aanzienlijk minder. Het was niet ongebruikelijk dat pelgrims er in het beste geval een jaar over deden om naar Santiago te lopen en weer terug te lopen (alternatieven voor de terugreis waren er immers niet), en in het slechtste geval de reis met de dood moesten bekopen.
Juist dit gevaarlijke karakter van de reis heeft er voor gezorgd dat in de loop der jaren langs de route een enorme ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Complete steden, bruggen en kastelen zijn uit de grond gestamp om de route (of in het Spaans: el Camino) te beschermen. De beruchte Tempeliers legden zich in Spanje eveneens toe op het beveiligen van de route en beschermen van pelgrims. Wat verder opvalt bij kerken en kathedralen die aan de route liggen, is het grote voorportaal. Deze werden zo ontworpen zodat pelgrims die de route liepen om hun ziel te zuiveren van de misdaden die zij begaan hadden onderdak te bieden. Misdadigers mochten namelijk de kerk niet betreden.
Pelgrimage nu
Het principe van de bedevaart klinkt erg oubollig en lijkt gedateerd. Zoals uit de getoonde grafieken blijkt is het verschijnsel echter bezig aan een indrukwekkende comeback. Dit heeft deels te maken met de verhoogde mobiliteit van gelovige Oost-Europeanen, maar zeker ook met het feit dat veel mensen in de huidige tijd zingeving zoeken in oude gebruiken. Wat ook meespeelt – en niet eens zozeer enkel van deze tijd is – is de drang naar avontuur van jonge mensen. Dat lang niet iedere pelgrim vroeger zo vroom was als men zou verwachten blijkt uit het feit langs de route speciale pelgrims-gevangenissen zijn gevonden, en een dorp vlak voor Santiago dat aan een rivier ligt en de naam Lavacolla draagt. Dit kan vrij vertaald worden als was-penis. Ook tegenwoordig reist een groot deel van met name de jongere pelgrims niet om geloofsredenen maar om het avontuur op te zoeken, zo blijkt uit een steekproef in een albergue (dit woord wordt weldra toegelicht).
Vrijwel elke pelgrim koopt voor of tijdens zijn reis een zogeheten credencial. In vroeger tijden, voor men paspoort kon aanvragen, was dit een bewijs waarmee men grenzen kon kruisen. Ook diende het om bij aankomst in Santiago te kunnen bewijzen dat men de tocht werkelijk had afgelegd, in elke stad waar men sliep kon men namelijk een stempel laten zetten, niet veel anders dan bijvoorbeeld tijdens de Elfstedentocht. Tegenwoordig vervult het credencial de eerste rol uiteraard niet meer, maar vormt het nog altijd een fotogeniek en authentiek aandenken. In het paspoort staat overigens ook tegenwoordig nog een ietwat naïeve oproep aan politie om de pelgrim te helpen indien die in nood verkeert en coulant te zijn mocht de pelgrim zich misdragen, aangezien de pelgrim op een heilige missie is.
Het staat de pelgrim vrij de route af te leggen op die manier die hij wenst. Traditioneel gezien is het gebruikelijk om dit te voet te doen, maar de rijkere burger koos vroeger voor een reis te paard of zelfs te rijtuig. Ook tegenwoordig ziet men sporadisch nog een ruiter langs de route. Voor de pelgrim die minder goed te voet is, is er de optie een pakezel mee te voeren. Tegenwoordig is het (met name voor Nederlanders en Vlamingen) ook een optie om het stalen ros te hanteren als vervoersmiddel.
Het vinden van de route is een aparte onderneming. Voor fietsers is een uitstekend serie boekjes beschikbaar die de route vanaf Nederland exact beschrijven, inclusief voorzieningen onderweg. Een lopende pelgrim volgt echter de pijlen. Langs de hele Spaanse route zijn (soms ietwat in overvloed) gele pijlen aangebracht die de route aangeven. Het heeft op die manier iets weg van een 1000 kilometer lange speurtocht. Op sommige plaatsen waar geen krijt gebruikt kon worden is men bijzonder creatief geweest door bijvoorbeeld met steentjes een pijl te vormen.
Gedurende het volgen van de route verandert het landschap. Met de Nederlandse vlakheid is uiteraard iedereen bekend, het is echter schitterend om dit langzaamaan te zien veranderen. Wanneer je met de auto ergens heenrijdt krijg je hier veel minder van mee. In Vlaanderen is het landschap al iets heuvelachtiger, langzaam wordt ook de Franse invloed in borden en opschriften zichtbaar. Het moment dat je de Franse grens oversteekt is een maffe realisering, je bent dan helemaal op eigen kracht naar Frankrijk gefietst of gelopen. Noord-Frankrijk bestaat uit eindeloze glooiende graanvelden, een gezicht dat vrij snel gaat vervelen, waarbij de wind die standaard de verkeerde kant op waait ook niet meehelpt. Aan de westkust rij je door vlak en bebost terrein, om vervolgens in Les Landes over wegen te rijden die soms wel tien kilometer lang kaarsrecht lopen.
Hierna wordt het landschap snel interessanter en vooral heuvelachtiger, wanneer je de uitlopers van de Pyreneeën binnenrijdt. De meeste pelgrims steken de Pyreneeën door bij St Jean Pied de Port, maar van origine gebeurde dit bij de Col du Somport, een veel zwaardere beklimming. Eenmaal boven op de top en over de grens verandert het landschap instantaan van groene weides naar een dor, Spaans landschap. Ook ligt hier een ski-dorp dat er in de zomer vrij desolaat uit ziet. Heel Spanje is sowieso erg zanderig, droog en bovenal heuvelachtig. Behalve de Puerta de Cebreiro en de Pyreneeën bevat de route geen enorm harde en lange beklimmingen, maar wel heel erg veel beklimmingen van een paar kilometer, die behoorlijk hun sporen achter laten.
Bovenal is het in het Spaanse binnenland enorm warm, waar de Spanjaarden gelukkig iets op gevonden hebben. In praktisch elk klein gehucht waar je doorheen fietst is een zogenaamde fuente (watertappunt) te vinden. De strategie is simpel: vul alle waterflessen bij, maak je haren en kleren doorweekt, en fiets tien kilometer tot het volgende dorpje. Herhaal het hele proces hier.
Om de vele ervaringen onderweg te omschrijven zou ik veel meer pagina’s nodig hebben dan ik hier beschikbaar heb. Wel kan ik illustreren dat het zeer gemakkelijk is om in gesprek te raken met andere pelgrims, je hebt immers een einddoel gemeen. Onderweg ontmoet je erg veel bijzondere figuren, de een met een nog absurder levensverhaal dan de ander. Er loopt op de Camino bijvoorbeeld een Israëlische man rond die ooit schipbreuk heeft geleden en als enige overlevende aanspoelde. Om God te danken is hij begonnen met lopen en is daar nooit meer mee opgehouden. Hij loopt inmiddels tien jaar over de wereld en heeft zo’n 100.000 kilometer op de teller staan.
Overnachten
’s Nachts heeft men verschillende opties. De rijke pelgrim die aan luxe hecht zal kiezen voor een hotel, dit is echter niet bepaald de echte Camino-ervaring. Men kan ook kiezen voor een overnachting op een camping, of als men avontuurlijk ingesteld is voor wildkamperen (wat overigens niet legaal is in Frankrijk en Spanje). Met name de laatste optie is voor een student beter te betalen (want gratis) en kan het nodige avontuur met zich mee-brengen. Voor de meest authentieke ervaring opteert men echter voor een verblijf in een albergue, een soort van hostel speciaal voor pelgrims. Het concept is uiterst simpel: een slaapzaal met stapelbedden (tussen de 5 en 100), lichten uit en stilte vereist om 10 uur, eventueel vergezeld van een avondmaal en ontbijt. Rond vier uur in de morgen staan de meeste lopers al weer op om hun tas in te pakken en voor de warme middag begint al een stuk gelopen te hebben. Tevens is er in zo’n zaal met zo’n divers gezelschap altijd wel iemand die een royaal volume weet te produceren met zijn gesnurk, zodat men niet kan verwachten echt veel uren slaap te incasseren. Een mooi principe dat sommige albergues toepassen is de gedachte van donativo: hierbij wordt de pelgrim gevraagd na zijn verblijf zo veel te betalen als hij zelf wil, waarbij geen enkele controle plaatsvindt. Het staat eenieder dus vrij om niets te geven, of zoveel als hij de service en faciliteiten waard vond.
Een bijzonder memorabele albergue die de auteur bezocht bevond zich boven op een berg, in een verlaten dorpje. De mensen die deze plek beheerden geloofden dat ze Tempeliers waren (als in de boeken van Dan Brown) en zagen het als hun heilige taak om de route te beschermen en pelgrims onderdak en eten te bieden. Dit allemaal gratis. Tot zo ver de positieve kanten van het verblijf in deze albergue. De minder aantrekkelijke kanten waren onder andere het feit dat deze mensen met zwaarden en in witte riddergewaden met rode Tempelierskruizen rondliepen en de matrassen vol vlekken en zonder overtrek die knus op elkaar op een erg krappe zolder die de keuring van de brandweer bepaald niet door zou komen lagen. Verder was er geen stromend water of elektriciteit en diende men zijn behoeft te doen in een hutje in het weiland, het hutje bevatte een dergelijk grote hoeveelheid vliegen dat de auteur opteerde voor een momentje voor zichzelf a la nature in plaats van in het vliegenhutje.
Santiago
Eenmaal aangekomen in Santiago voelen pelgrims zich vaak ietwat verloren. De stad is erg toeristisch (doch mooi) en als een echte afsluiting voelt het niet. Het is gebruikelijk om naar de kathedraal te gaan, alwaar tijdens de dienst per land wordt opgelezen hoeveel pelgrims de tocht de vorige dag voltooid hebben. Vroeger werden nog namen opgelezen, maar omdat dat in dit snelle tijdperk te lang duurt is men overgeschakeld op het aggregeren per land. Tevens wordt er een 80 kilo zwaar wierookvat dat aan een enorme slinger hangt door het schip geslingerd, een waar spektakel (filmpjes zijn op Youtube te vinden). Dit vindt echter enkel doorgang indien toeristen hebben laten zien om de kerk te geven door genoeg te doneren tijdens de rondgang met de zak, wat enigszins een smet vormt. Pelgrims kunnen tevens naar het pelgrimskantoor gaan om daar hun oorkonde op te halen. Saillant detail hierbij is dat zij aan moeten geven of zij de tocht uit geloofsovertuiging of om sportieve redenen hebben afgelegd. In het eerste geval wordt een mooiere oorkonde in het Latijn verstrekt.
Om toch een goed gevoel over te houden aan de afsluiting van de tocht reizen sommige pelgrims nog door tot Finisterre, het uiterste puntje aan de westkust. De betekenis van deze plaatsnaam laat zich raden. Hier ligt tevens het nulpunt van de zeer oude Sterrenweg.
Over de reis naar Santiago is een film verschenen met Michael Douglas in de hoofdrol, getiteld The Way. Naar aanleiding van deze film maken de laatste jaren ook veel Amerikanen (vaak gebrekkig voorbereid) de tocht. Verder wordt op de publieke omroep een ietwat vrome en zwaarmoedige reality-serie uitgezonden over Nederlandse pelgrims.
Een pelgrimstocht ondernemen lijkt een oubollig en extreem vrome onderneming, maar niets is minder waar. Het biedt avontuur, een fysieke uitdaging en vrijheid, en vormt daarmee voor zoekende jongeren de perfect kans om (in ieder geval een paar weken) aan de dagelijkse sleur te ontsnappen.
Publicatie verschenen in Simon Ster 44.1
De prestigieuze formule 1
Melvin de Wildt
Machinebouw op het scherpst van de snede. De supercars van de Formule 1 zijn dit seizoen nog bruter geworden; coureurs krijgen krachten tot wel 6.5G te verduren! Ter vergelijking; een straaljagerpiloot ervaart krachten tot 9G. Een Formule 1-auto is een complex geheel waarbij veel technieken samen komen. Wat maakt een Formule 1 bolide nu zo snel?
Veruit het belangrijkste aspect aan een Formule 1-auto is de aerodynamica. Enerzijds wordt gestreefd naar downforce zodat de auto aan het asfalt geplakt is en anderzijds wordt gestreefd naar een zo laag mogelijke luchtweerstand om hoge topsnelheden te kunnen bereiken. Maar met enkel een aerodynamisch geoptimaliseerde auto win je nog geen wereldbeker, het is onderdeel van een complexe machine. We lichten de meest cruciale designaspecten toe.
Downforce
Eind jaren 60 begonnen enkele teams met vleugels te experimenteren. Inmiddels zijn ze niet meer weg te denken uit de F1. Ze werken als een omgekeerde vleugel van een vliegtuig: in plaats van lift moeten de vleugels zorgen voor een kracht naar beneden. De lucht stroomt met verschillende snelheden langs de vleugel omdat de contouren waar de lucht langs stroomt niet even lang zijn. Dit verschil in luchtsnelheid zorgt volgens de Wet van Bernoulli voor een drukverschil. Hierdoor wil de vleugel richting het gebied met de lage druk bewegen. Een moderne Formule 1-auto is in staat om 3.5G kracht aan downforce te genereren, genoeg om op hoge snelheden zelfs op de kop te kunnen rijden.

Voorvleugel
De voor- en achtervleugel hebben de grootste bijdrage aan de downforce, maar leveren samen ‘slechts’ 60% van alle druk. Ook de onderkant van de auto levert een belangrijke bijdrage aan de neerwaartse kracht. Door lucht onder de auto te versnellen kan wederom de Wet van Bernoulli worden toegepast om onder de gehele auto een lagedrukgebied te creëren. Dit principe is vooral zichtbaar aan de achterkant, waar de luchtstroom vaak versneld wordt door gebruik van een diffuser. Een groot voordeel van een diffuser is dat het in vergelijking tot de vleugels voor veel minder luchtweerstand zorgt.
Luchtweerstand
Ieder vlakje, tot aan de helm van de coureur toe, is geoptimaliseerd om de lucht op de juiste manier over de auto heen te laten gaan. Dit komt omdat een verstoorde luchtstroom voor turbulentie zorgt, die weer voor extra weerstand zorgt en de auto afremt.
Bij aerodynamica is niet de voorkant, maar de achterkant van de auto het meest belangrijk. Kijk maar naar een vallende druppel water, de meest efficiënte aerodynamische vorm. Een druppel is rond aan de voorkant en spits aan de achterkant. Als een object door lucht heen beweegt ontstaat er aan de voorkant een hogedrukgebied en aan de achterkant een vacuüm. Luchtdeeltjes proberen dit op te vullen, maar de auto is ze altijd een stapje voor. De auto wordt richting het vacuüm getrokken: luchtweerstand. Minder weerstand betekent meer snelheid. Om het vacuüm achter een auto klein te houden is het belangrijk dat alle luchtstromen bij elkaar komen aan de achterkant van de auto.
Motor
Zonder motor geen auto. Toch is dit onderdeel niet meer het onderdeel waarop beslist wordt wie de beste auto heeft gemaakt, het is hedendaags slechts onderdeel van een complex geheel. De monsters van de Formule 1 hebben motors van slechts 1.6 liter. Uit deze V6 weten ze zo’n 600 pk te persen, dit is zes keer meer dan de gemiddelde Fiat met eenzelfde motorinhoud. Daarnaast wordt er slim gebruik gemaakt van hitte en kinetische energie. Deze kan worden opgeslagen in het zogeheten ERS systeem. Met hitte van uitlaatgassen en het terugwinnen van kinetische energie bij het remmen zorgt dit systeem voor een extra 160 pk gedurende een deel van de ronde.
Remmen
Op dit gebied lijkt een Formule 1-auto verrassend veel op de Opel Corsa van je buurman. Er wordt gebruik gemaakt van remschijven, remblokken en remklauwen. Het punt waarop het verschil wordt gemaakt is het materiaal. De remmen zijn gemaakt om extreme temperaturen tot wel 1200 graden Celsius aan te kunnen en om zo licht mogelijk te zijn. Vrijwel alle teams gebruiken daarom van remschijven van carbonvezel.
In de Formule 1 wordt echter geen gebruik gemaakt van een ABS antiblokkeersysteem. Het remmen moet dus door een coureur perfect aangevoeld worden. Des te lastiger omdat je banden steeds verder achteruit gaan. De coureurs moeten zich constant aanpassen aan de huidige staat van de auto.
Banden
Hoe geweldig de auto ook ontworpen is, alle krachten moeten nog steeds worden overgebracht door de banden. Banden zijn één van de belangrijkste factoren als het gaat over de geleverde prestatie van een auto. Voorheen konden Formule 1-teams nog kiezen tussen verschillende bandenfabrikanten, tegenwoordig is dat niet meer het geval. Toch kan het een enorm verschil uitmaken of je op gebruikte banden rijdt of op een splinternieuw setje. Per raceweekend mag er gebruik gemaakt worden van enkele vooraf bepaalde bandensets, het is hierdoor een uitdaging geworden om precies te managen wanneer je welke band gebruikt. Ga je voor de beste kwalificatieronde of bewaar je een vers setje banden voor de race?

Welke banen moet je kiezen?
Waar een normale band zo’n 16.000 kilometer mee gaat zijn Formule 1-banden ontworpen om maar 60 tot 120 kilometer mee te gaan. Dit komt simpelweg omdat ze voor meer grip moeten zorgen, en dus wordt het rubber zo zacht mogelijk gemaakt; dit blijft makkelijker aan de weg plakken. Je kunt bij een race vaak het rubber op het circuit zien liggen, ook wel ‘marbles’ genoemd door de coureurs. De marbles liggen vooral naast de ideale racelijn en als je er overheen rijdt plakken ze aan je band. Dit kan de grip aanzienlijk verminderen.
Dit seizoen zijn de banden maar liefst 25 procent breder dan vorig seizoen, mede hierdoor kunnen de coureurs nu met enorme snelheden door de bochten crosse en zijn de G krachten die zij ervaren zo enorm hoog.
De kaarten zijn geschud
Het belooft weer een mooi F1 seizoen te worden waarin de kaarten opnieuw zijn geschud. Het lijkt erop dat Mercedes weer de beste auto heeft ontworpen, maar ook Ferrari heeft niet stilgezeten. Natuurlijk is Red Bull inmiddels ook een serieuze kandidaat en wil Nederland niets liever zien dan publiekslieveling Max Verstappen op het podium. Inhalen zou dit jaar makkelijker gaan, wat veel spektakel belooft. Tom Coronel: “De auto’s hebben meer downforce dus DRS werkt beter, inhalen is geen enkel probleem. Bovendien zijn de rechte stukken langer: ze gaan eerder op het gas en remmen later. Dat betekent dat je makkelijker kunt inhalen. Niet moeilijker, dat zeggen alleen de mensen die er geen verstand van hebben.”
Publicatie verschenen in Simon Ster 48.4
En hoe is het in Turkije?
En hoe is het in Turkije?
Pieter van Zuijlen & Twan Weernink
Turkije maakt op dit moment een zeer hectische periode mee. De strijd met de Koerdische Arbeiderspartij PKK is hevig opgelaaid en het land raakt steeds meer betrokken in de Syrische oorlog. Ook van de mislukte staatsgreep heeft Turkije nog een flinke kater. Premier Erdogan heeft een zware tijd met veel uitdagingen en over het motief achter de coup is tot op heden nog weinig bekend. Een groep van zo’n 30 personen, waaronder officieren en generaals, zou ongeveer 8 maanden voor de coup alles tot in detail hebben voorbereid. De coup begon met het innemen van verschillende strategisch gelegen commandocentra om macht over het leger te krijgen. Kort daarna werden vliegvelden stilgelegd en straten in grote steden, zoals Istanbul en Ankara, gepatrouilleerd. De coup heeft echter niet kunnen slagen door een massale volksopstand, opgeroepen door president Erdogan.
Over de oorzaak van de staatsgreep bestaan verschillende complottheorieën. Erdogan zou de coup hebben geënsceneerd, zodat hij politieke tegenstanders buitenspel kon zetten. Een andere theorie beweert dat islamitische geestelijke Fethullah Gülen het brein achter de couppoging is. Hij zou hiermee trachten Turkije weer een islamitische republiek te maken. Ook wordt gedacht dat de Kemalisten met de coup getracht hebben om Turkije te redden van islamitische invloeden. De Kemalisten zijn opvolgers van Mustafa Atatürk welke de oprichter is van het moderne Turkije zoals wij deze nu kennen.
Hoewel het onwaarschijnlijk is dat Erdogan zelf achter de staatsgreep zat, aangezien dit een erg risicovolle zet zou zijn, bood het hem wel de mogelijkheid om meer macht te grijpen. Kort na de machtsovername van de regering werden zo’n 2800 militairen en 2745 rechters ontslagen. Politici werden beschuldigd van betrokkenheid bij de staatsgreep en werden uit hun functie geheven. Dit gebeurde allemaal binnen enkele dagen na de couppoging. Dat Erdogan de lijst met ontslagen personen pas na de couppoging opgesteld heeft is erg onwaarschijnlijk.

Gülen
Bij deze arrestaties en afzettingen bleef het echter niet. De Turkse regering heeft een voorstel gedaan tot de herinvoering van de doodstraf om toekomstige staatsgrepen te voorkomen. Met deze radicale wet zou Erdogan nog meer de absolute heerschappij naar zich toe kunnen trekken, door politieke tegenstanders uit te schakelen. Er zijn strengere regels opgesteld voor de pers en de vrijheid van meningsuiting is ingeperkt. Hierdoor kan een opstand in een vroeg stadium bedwongen worden. Bovendien wordt de afzetting van rechters en politici doorgezet, wat vooral de ‘zuivering’ van Gülen aanhangers inhoudt. Dit zijn ontwikkelingen die de dictatuur van Erdogan faciliteren, geïnitieerd door de couppoging.
Erdogan domineert al 14 jaar de Turkse politiek, maar vervult naar eigen zeggen een ceremonieel presidentschap, het is volgens hem daarom de hoogste tijd voor verandering! Met de grote uitdagingen van deze hectische tijd kan hij wel wat meer slagkracht gebruiken, iets wat het parlement hem al gunt. Enkel de kiezers kunnen Erdogan er nog van weerhouden deze extra macht te ontvangen. Zij kunnen dit doen door tegen de grondwetswijziging te stemmen.
Slechts twee weken van beraadslagingen binnen het parlement waren nodig voor de meest radicale grondwetsherziening sinds Atatürk, stichter van het moderne Turkije na de Eerste Wereldoorlog. Dit geeft Erdogan de mogelijkheid aan te blijven tot 2029, om de functie van premier te laten verdwijnen en hem de mogelijkheid te geven ministers aan te stellen dan wel te ontslaan. Erdogan zal zelfs invloed krijgen op de rechterlijke macht en het parlement zal over minder macht beschikken. Ondanks dit alles heeft Erdogan de benodigde 60% meerderheid van het parlement aan zijn zijde gekregen. Enkel een referendum kan de grondwetsherziening nog tegenhouden.

Erdogan
Onlangs heeft Angela Merkel het vliegtuig gepakt om bij Erdogan op de koffie te gaan, een reisje wat veel stof deed opwaaien in Duitsland. Merkel wil de band tussen Duitsland en Turkije versterken aangezien deze band is de laatste tijd sterk is verkild. Europa heeft baat bij een goede relatie met Turkije vanwege de vluchtelingendeal waardoor de doorstroom van vluchtelingen is beperkt. De inzet van Merkel voor een gesprek wordt daarom bestempeld als te meewerkend, juist nu de mensenrechten in Turkije gevaar lopen en Erdogan wat tegenwerking nodig heeft. Echter sprak juist Merkel haar kritiek uit over de wijze waarop Erdogan zijn land regeert en gaf hem een koude douche. Merkel sprak haar zorgen uit over de scheiding van de machten en voornamelijk de vrijheid van meningsuiting welke juist in deze situatie zo belangrijk is voor de Turkse democratie. Dit viel niet in goede aarde bij Erdogan, welke juist benadrukte dat de oppositie leugens verspreidt over het presidentiële systeem en de scheiding van de machten hierin.
Enkele tijd terug zijn Turkse militairen gevlucht naar Duitsland omdat ze in Turkije verdacht worden van medewerking aan de coup. Een activiteit waar zij allen beweren niet aan deel te hebben genomen, maar Erdogan neemt hierin liever geen risico. Een uitleveringsverzoek werd ingediend en de onderhandelingen begonnen, met een slechte afloop voor Erdogan. Het gesprek waarbij iedereen bang was voor teveel meewerkendheid van Merkel eindigde anders. Merkel zal te veel baat hebben bij de vluchtelingendeal, maar besloot toch de militairen niet uit te leveren. De verdenkingen zijn niet concreet en het uitvoeren van een eerlijk proces kan niet worden gewaarborgd. Dit alles gaf aanleiding om de militairen het vluchtelingenrecht toe te kennen en een uitlevering te negeren.

Demonstratie van Erdogan supporters
Er zijn middeleeuwse taferelen aan de gang aan de randen van Europa. Het blijkt zelfs in de 21e eeuw mogelijk om een dictatuur te benaderen. Rechters bekritiseren, de media omzeilen en jezelf omringen met gelijkgestemden, het lijkt de trend van deze tijd. Media berichten in Europa waarschuwen steeds meer voor de situatie in Turkije, maar de politiek kan of durft nog niet in te grijpen. Het begint er steeds meer op te lijken dat de voor- en nadelen van een bondgenootschap worden verkozen boven onze ideologie. De democratie zal nooit ten twijfel mogen worden getrokken en de tijd van ingrijpen komt steeds dichterbij. Laten we nu juist het gesprek aangaan en niet wegkijken.
Openheid en eerlijkheid daar bereik je wat mee…
Publicatie verschenen in Simon Ster 48.3
Make voting great again
Make voting great again
Karel Moeskops
Why choose for the continuous routine with the same politicians who screwed up your life, if you can tell them to go fuck themselves?Not many people know or even care about the consequences but are filled with the desire to give the establishment a piece of their minds. It is only after they released their vengeance via the ballots; the British realized their mistake. Some people even confessed that they just wanted to state their anger by voting for the Brexit.
What is actually going on?
The anger is not only present in England but all over the world. America voted against the establishment and for Trump, the pussy grabbing, war building, climate change denying, healthcare abolishing, tax dodging and foul-mouthed demagogue. In Europe we see this happening as well. A perfect example is the latest referendum in Italy. The referendum was about creating a smaller, cheaper and more uncluttered government. The polls stated that more than 70 percent agreed with it. Renzi felt so confident about the referendum that he even linked his presidency to the outcome of it. Guess what happened? That’s right, the referendum failed and Renzi was forced to quit. All over the world people are not answering the question stated on the ballot anymore, but are stating their discontent with the current politicians by voting “FUCK YOU”.
Why the anger?
In general most people are quite negative about their politicians. The citizens think that the politicians don’t listen to them, partly because a person is never in complete agreement with all the statements of the party. It is like a phone subscription where you can choose between some packages, but it’s never exactly what you want. What you fill in on the ballot never completely represents your opinion, sometimes even far from it.

Donald Trump
Another reason is that politicians are considered untrustworthy. They often make promises during the elections which they can’t keep, sometimes for good reason, due to new information or circumstances. But the report about that never really reaches the citizens. People only hear the news of a politician breaking yet again another promise.
Voting gone wrong
It can be difficult to extract any relevant information from everything that is being said. There was so much different coverage about Donald Trump and the Brexit that it confused people about the actual consequences of their choices. Just before the Brexit referendum, busses drove all over Great Britain with the text “We send the EU 350 million pounds a week, let’s fund our Health-Care instead, vote leave”. This 350 million pounds a week wasn’t even remotely true. Still many people were enticed by this argument to vote for the Brexit.The world champion in confusion is of course the great Donald Trump. It is almost impossible to state something which he did not contradict at some point. He created so much chaos that it was impossible to say if a statement was true or false.

Vote leave!
The discontent of the people might also lead to a recalcitrant vote. When a person is offered to choose either A or B, he might not choose the option which he thinks is the best one. He will choose the bad option instead to let the government know that he thinks “FUCK YOU”. A form of anger expression. When many people think like this, dangerous decisions can be made. Besides, maybe a little adaption to the current course would already satisfy most voters. However, you can only vote for or against. What do you do then? You vote against. It is like asking your boss “Do you like my work or are you going to fire me?”, while it probably works better to just have a conversation about what you can improve. The voters should be able to give this feedback too, however they can only vote A or B, for or against.
Problem is that the voters rarely even seen the programs of the candidates. Have you ever made an exam for which you didn’t study at all? You probably failed. In education, oneneeds to study in order to pass the exam. Strangely we do not need to know anything about politics to be able to vote. If you were the captain of a ship, navigating along a floe, would you ask advice from 10 people without any knowledge about navigating ships or to the one with experience doing this?
Prevention
In conclusion there are three problems: The citizens are sometimes badly or even falsely informed, they can’t speak their mind and they can’t trust the government. These are serious problems all around the world because everyone uses the same lacking voting system.
To prevent that the voters are badly informed we can easily use a simple multiple choice test, to check if they know what they are voting for. The questions can be randomly selected from a database with dozens of questions and will test if they know enough of the plans of the parties. If they have two out of three questions correct their vote will count. This will make politicians present their perspectives more clearly and citizens who vote to show more interest to those perspectives.
However there is a downside to this, because it could mean that a large amount of the votes won’t count and that those people aren’t represented.The second option will be to make people fill in a vote advisor, which will give you feedback if this agrees with your choice. In the end it will present you your choice according to your answers and if you disagree you can still vote for the party you chose in the beginning. This way voters will be able to speak their mind fully. Besides, the government could in fact use this data to see what people find important topics. We need to reconsider the voting system, so people are aware of their choice. Lately politics has become some kind of theatrical play, rather than governing a country. To remove the theatrics from the choice we need to demand clarity from the politicians and present this to the voters on their ballot.
Published in Simon Ster 48.2
Rhetoricadispuut Tau verklaart de oorlog aan de dommigheid
en presenteert het studentenmanifest voor de privacy
Johan Freens
Rhetoricadispuut Tau is een onafhankelijk dispuut van grotendeels werktuigbouwkunde studenten. Zoals de naam al aangeeft houdt het dispuut zich bezig met de rhetorica, oftewel de welsprekendheid. De leden van het dispuut gaan minstens één keer per maand met elkaar in debat over diverse onderwerpen. Wij willen deze debatten graag met u delen, derhalve introduceren wij een nieuwe reeks van de sTAUt. Hierin bespreken we de onderwerpen die het dispuut heeft behandeld tijdens hun debatten.
Wij, het Rhetoricadispuut Tau, zullen in dit artikel binnen het thema oorlog blijven – door de redactie van kwaliteitsblad de Simon Ster aangereikt. Wij verklaren in dit artikel namelijk de oorlog aan de dommigheid. Onder dommigheid verstaan wij: niet genuanceerde opvattingen (zoals die van schapen met garnalenhersens). Andere vormen van dommigheid kennen wij niet en blijven hier dan ook onbesproken.
Nu zult u zeggen, in al uw bescheidenheid, dat academische studenten, zoals u en wij, niet dom zijn. Helaas. Hier hebt u het mis (en hier gaat u dus al in de fout); dit is namelijk wel het geval. Inmiddels vraagt u zich ongetwijfeld af: “Waar heb je het over?”. Dat zullen wij uitleggen.
Wij zijn ons vooral bewust geworden van genoemde dommigheid sinds de recente discussie omtrent privacy is losgebarsten. Begonnen is dat gepalaver toen het grootschalig bespioneren van burgers door hun overheden aan het licht is gekomen, en vooral sinds de berichtendienst Whatsapp door de sociaalnetwerkwebsite Facebook is overgenomen. In dit artikel willen wij onze medestudenten bewust maken van hun dommigheid; misschien zal het storende, dagelijkse schapengeblaatgehalte daarmee verminderen. Enfin, nu gaan wij echt beginnen.
Intermezzo: met deze introductie proberen wij u overigens geenszins te manipuleren door u als onbenullig te bestempelen als u het niet eens bent met de stelling die hieronder zal worden ingenomen door het dispuut. Slechts schapen laten zich manipuleren. In de rhetorica wordt dit ook wel bewijs per intimidatie genoemd.
Iedereen weet wel dat tegenwoordig uw leven op straat ligt. Het is dan ook overbodig om u uw gebrek aan privacy uit te gaan uitleggen. Voor de compleetheid van dit artikel doen wij dit toch: uw locatie wordt constant bijgehouden (telefoon, ov-chipkaart); de mensen met wie u omgaat (Facebook); uw e-mail wordt gescand en uw telefoon afgeluisterd (AIVD); uw betalingsverkeer wordt gevolgd (bank en belastingdienst); uw boodschappenvoorkeur wordt bijgehouden (Albert Heijn); en uw internetbezigheden worden volledig gevolgd (Google). Wij kunnen zo nog wel even doorgaan. Met de beveiliging van deze gegevens wordt zeer lichtzinnig omgegaan; bovendien zijn deze data ongeacht de beveiliging verkrijgbaar voor minister Plasterk en zijn compagnons (vaak zonder tussenkomst van een rechter).
Omtrent deze zaken horen wij regelmatig een onzer medestudenten zeggen:
“Ik heb niks te verbergen; iedereen mag dus alles van me weten”.
Hiermee zijn wij het niet eens. U heeft namelijk wél wat te verbergen! Wij zullen u in dit artikel het belang van privacy uitleggen en pleiten voor een strengere privacywetgeving. We zullen dit doen met echte argumenten en de gevoelsargumenten (“u heeft recht op een eigen identiteit!”, en meer van dat schapengeblaat) achterwegen laten.
Laten we een gedachten experiment doen: stelt u zich eens voor dat u geen enkele privacy heeft. Dit betekent dat iedereen alles van u weet. Overal en altijd dezelfde identiteit, dat staat u te wachten. Geen enkele mogelijkheid uw rol aan te passen aan de context van uw opereren. We zullen dit illustreren met een gemiddelde student werktuigbouwkunde.
Bij zijn schoonmoeder (het is weekend) is hij een voorbeeld van matigheid en bescheidenheid. Hij is in voor een grapje en bovendien toont hij een bovengemiddelde interesse in de kookrecepten van zijn schoonmoeder. Ze vind hem hierdoor erg aardig: de ideale schoonzoon.
Bij zijn medestudenten (het is dinsdagavond) is hij een arrogante, gulzig zuipende, rokkenjagende kwal die slechts diepvriespizza’s eet. Een grapje veroordeelt hij snedig met een neerbuigend weerwoord. Zijn medestudenten vinden hem hierdoor erg aardig: de ideale medestudent.
Wat u hierboven leest is geen hypocrisie. Dit is slechts het aanpassen van iemand aan de situatie waarin hij opereert. Zonder privacy, en dus met volledige openheid van zijn eigen denkwereld, is zoiets niet mogelijk. Er zal dan onoplosbare frictie zijn tussen de student, zijn schoonmoeder en zijn medestudenten. Dit is uiterst ongewenst. Op grotere schaal zal het zelfs niet meer mogelijk zijn voor mensen om samen te werken. Oorlog (het thema van deze Simon Ster) zal heersen. Mars overwint Venus. Wie wil dat nou?
Ik hoor u al denken: “Jullie passen wederom een rhetorisch trucje toe: jullie overdrijven het gemis aan privacy tot in het absurde (reductio ad absurdum). De realiteit is zo, dat het alleen de overheid is die precies weet wat je doet, en dat een medestudent (of schoonmoeder) slechts de voor hem of haar bedoelde informatie zal krijgen”.
We zullen hierop reageren. U heeft inderdaad gelijk. Wij lieten ons even gaan. Maar een overheid die alles weet, is ook ongewenst. We zullen dit uitleggen.
U gaat er vanuit dat de overheid intrinsiek integer is. Als dit zo zou zijn, dan heeft u gelijk; dan heeft u inderdaad niks te verbergen voor de overheid. Is dit het geval? Nee, dit is niet het geval. Kijk maar naar andere welvarende landen zoals Rusland, Cuba, Venezuela, Turkije, etc. Hier gelden wetten die door grote delen van hun bevolking niet worden gezien als rechtvaardig. U weet niet, net zoals wij, welke overheid Nederland in de toekomst zal hebben. Als de overheid alles van u weet, dan wordt het een stuk moeilijker om te protesteren of burgerlijke ongehoorzaamheid te tonen. U wordt dan namelijk al gearresteerd voordat u dit heeft kunnen doen. Een autoritair bestuurd Nederland komt dan dichterbij; dat wilt niemand.
Strengere privacybeschermende maatregelen zijn dus nodig om ons te behoeden voor onze eigen, potentieel niet rechtvaardige overheid.
Denkt u dat dit artikel veel gescheer en weinig wol bevat (Brabants voor veel geschreeuw en weinig wol) en bent u nog steeds niet overtuigd, dan gaan we graag met u de peripatetische discussie aan in de uitnodigende gangpaden van onze onvolprezen faculteit.
Kortom: leve het leven, leve de privacy.
Met peripatetische groet,
Rhetoricadispuut Tau.
Publicatie verschenen in Simon Ster 45.3
Wim van der Leegte
Eerlijkheid en openheid
Rogier de Rijk
Wim van der Leegte: president-directeur van de VDL Groep, een geschat vermogen van 750 miljoen euro, verkozen tot één van de beste bestuurders van 2013 en volgens sommigen de held van het Nederlandse bedrijfsleven. Hoe heeft deze man het voor elkaar gekregen zo succesvol te worden?
Wim van der Leegte groeide op als een normale jongen, eerst voltooide hij de basisschool en vervolgens middelbare school. Na het behalen van zijn middelbare school diploma, toentertijd HBS-B diploma genaamd, begon Van der Leegte aan de studie Werktuigbouwkunde op de HTS in Eindhoven. In 1966, het derde jaar van zijn studie, kreeg hij toestemming om bij ‘Metaal- en Constructiewerkplaats P. van der Leegte’, het bedrijf van zijn vader, stage te lopen. Deze stage was het begin van zijn, toen nog onbekende maar glansrijke, carrière. Hoewel de werkzaamheden tijdens de stage relatief eenvoudig waren, kreeg Wim al snel het gevoel dat er veel te verbeteren viel binnen het bedrijf. Het bedrijf had het financieel zwaar en zijn vader, Pieter van der Leegte, had gezondheidsproblemen. Pieter van der Leegte was een bijzonder technische man en uitstekend in zijn vakgebied, echter was hij geen ondernemer. De nadruk lag op de kwaliteit van het product, niet op het verdienen van geld.
“Dat mijn vader een snaarschijf voor DAF mocht maken vervulde hem met zoveel trots dat hij vergat dat hij ook nog winst moest maken.”
Wim bleek hier echter wel aanleg voor te hebben. Mede door de slechte gezondheidstoestand van zijn vader nam hij al na drie maanden de leiding over. De stage duurde langer en langer. Na 9 maanden besloot de school dat Wim pas terug hoefde te komen wanneer hij dat zelf wilde. De negentienjarige Wim nam binnen mum van tijd het roer over en werd directeur.
Al snel bleek dat de financiële situatie van het bedrijf slechter was dan gedacht. Met meer dan honderdduizend gulden in het rood was een drastische verandering broodnodig. De oplossing was naar eigen zeggen simpel maar essentieel: het nacalculeren van orders. Als een order gemaakt was, controleren hoeveel geld er in gestoken is en hoeveel er aan wordt verdiend.
Met deze nacalculatie heeft Van der Leegte binnen korte tijd grote stappen vooruit geboekt; het aannemen van verlies draaiende orders was verleden tijd. Alleen die orders werden aangenomen waar goed geld mee kon worden verdiend, hoe technisch mooi of lelijk het product dan wel niet was.
Enkele jaren later had Van der Leegte een winstmakende organisatie onder zijn hoede. Na in 1972 de aandelen van zijn vader gekocht te hebben werd Wim enig eigenaar van het bedrijf.
Ondanks de grote vooruitgang die Van der Leegte heeft geboekt met het bedrijf, ging het niet allemaal van een leien dakje in de beginjaren van het bedrijf. Mede door een economische crisis vielen de jaren ’75 en ’76 tegen. Het bedrijf boekte in deze jaren verlies, terwijl Van der Leegte zich uitzonderlijk hard inzette. Naast het feit dat er een economische crisis was, ging er ook in het bedrijf zelf van alles mis op het gebied van orders, leveringen en productkwaliteit. Het beleid moest worden aangepast; hard werken en geen resultaat is een teken van een slecht beleid. Er was te weinig contact met de werknemers op de werkvloer; dit contact moest verbeterd worden. In de eerste maanden van 1977 begon Van der Leegte aan zijn, naar eigen zeggen, bijzondere aanpak. Hij organiseerde elke week een overleg met verkopers, werkvoorbereiders, bedrijfsleiders en alle andere voorlieden. Om te beginnen werd de basiskennis over de bedrijfsgebeuren uitgelegd: wat is het bedrijf? Hoe komt een uurloon tot stand? Hoe werkt een resultatenrekening? Hoe calculeer je dit alles? Hij gaf de instructie dat de voorlieden ditzelfde met de mensen op de arbeidsvloer moesten gaan doen. Dit alles moest buiten werktijd en zonder betaling; geld was er immers niet. Op deze manier werd elk product en elk probleem op de vergadertafel besproken. Binnen no-time was de gehele organisatie weer op het goede spoor; de neuzen stonden dezelfde kant op. Dit was ook duidelijk terug te zien in de financiën. Het bedrijf boekte in het laatste kwartaal meer dan twee keer zoveel winst als in de afgelopen twee jaar. Voor Van der Leegte was dit het omslagpunt. Zijn manier van ondernemen was tot stand gekomen: eerlijkheid en openheid is het idee achter zijn open-overleg-structuur.
In 1979 kwam een nieuw probleem- een luxeprobleem- op het pad van Van der Leegte: er was niks meer te doen. Het bedrijf draaide zo goed, dat er geen problemen meer waren en dat ze hem in principe niet meer nodig hadden.
“Het is lastig als je geen problemen hebt”
Van der Leegte begon vanaf dat moment de problemen op te zoeken. Slecht lopende bedrijven kocht hij op, en werden ondergebracht bij de, vanaf toen hetende, VDL groep. Vanaf deze periode kwam de groei van het bedrijf op gang. Op dezelfde manier als hij eerder bij zijn eigen bedrijf deed, nam Van der Leegte de slecht draaiende bedrijven onder handen. Door het invoeren van de open-overleg-structuur kwamen de bedrijven binnen korte tijd uit de rode cijfers. Bij de overnames van bedrijven was het voor Van der Leegte belangrijk dat de bedrijven uit verschillende markten kwamen en verschillende klanten hadden, deze strategie zorgde voor risico spreiding waardoor VDL minder kwetsbaar werd in economisch mindere tijden.
Vele overnames volgden. Het failliet verklaarde DAF Bus International maakte in 1993 een doorstart onder de VDL Groep, in 2006 volgde de grootste overname van Philips Enabling Technologies Group, en de meeste recente overname is die van NedCar in 2012.
Momenteel is VDL, nog altijd een familiebedrijf, omvat 82 werkmaatschappijen verspreid over 18 landen met ruim 9.100 werknemers.
In 2004 is Van der Leegte terug gekomen om dat af te maken waar hij mee gestopt is in 1966. Hij is afgestudeerd voor Technische Bedrijfskunde op de Fontys hogeschool in Eindhoven. In principe heeft hij 38 jaar stage gelopen en hierin een miljoenenbedrijf opgebouwd. Het diploma werd uitgereikt door Mark Rutte, toenmalig Staatssecretaris van Onderwijs.
Wim van der Leegte heeft zijn bedrijf in 45 jaar van een kleine constructiewerkplaats tot een internationaal miljoenenbedrijf gemaakt. Dit door middel van het samenwerken op alle niveaus, gezond verstand, aangeboren ondernemers instinct en misschien hier en daar een vleugje gelukt.
Openheid en eerlijkheid daar bereik je wat mee…
Publicatie verschenen in Simon Ster 45.2
De Droom
De wereld van het onbegrensde
Bas Elders
Dromen is een enorm fascinerende en toch dagelijkse gebeurtenis in ons leven. Iedereen is bekend met het feit dat je ’s nachts, wanneer je slaapt, in een dromenwereld terecht kan komen die zowel onbegrijpelijk, onverklaarbaar als toch zeer realistisch kan zijn. In deze dromen kunnen van zeer bekende personen en dagelijkse situaties tot totaal onbekende personen en nog nooit eerder vertoonde situaties voorkomen. Ook lijkt het concept van tijd zoals die in onze dromen is, veel te verschillen met de tijd zoals we die kennen in de realiteit; een powernap van 20 minuten kan soms uren lijken te duren in onze dromen. ’s Ochtends als we wakker worden en de wereld van de dromen weer inruilen voor de realiteit, blijkt het erg moeilijk te beseffen wat in je dromen van die nacht allemaal is gebeurd. Wat is deze magische wereld die we binnen treden in onze slaap? Hebben de verhalen die we beleven een dieper liggende betekenis en hebben we misschien zelfs profijt van de dromen als we weer terug zijn in de realiteit?
Het fenomeen van dromen heeft de mens altijd geboeid. Gedurende de hele oudheid werd het dromen verklaard vanuit een religieus oogpunt. De droom gold als een wijze waarop God of de goden hun wensen aan de mens kenbaar maakten. Sinds wetenschap een overhand begint te vormen en de religie steeds meer op de achtergrond geraakt, wordt er sinds ongeveer een eeuw met een wetenschappelijker oog gekeken naar dromen. Het blijkt erg moeilijk om een droom uit te leggen. Vaak wordt een droom uitgelegd als een film die zich in je hersenen afspeelt tijdens je slaap. Dromen zijn echter veel meer dan alleen visuele indrukken, het zijn multisensorische ervaringen: in dromen kunnen we voelen, ruiken, horen en zelfs proeven alsof het realiteit is.
Hoe vaak iemand droomt en of iedereen wel droomt lijkt ook moeilijk aan te geven omdat niet iedereen altijd kan vertellen of hij of zij die nacht daadwerkelijk heeft gedroomd. Echter, er is een reden om aan te nemen dat iedereen elke nacht droomt; de overgang van het inslapen naar de diepe slaap en omgekeerd blijkt altijd gepaard te gaan met een droom. Onze slaap is verdeeld in 4 verschillende stadia, waarbij ze worden gekwalificeerd van lichte naar diepe slaap. Het 2e stadium is het stadium waarin wij dromen, deze is bij een volwassene ongeveer 15% van de totale slaap, verdeeld over gemiddeld vier of vijf periodes van ongeveer 20 minuten. Deze fase vult bij baby’s ongeveer 75% van de totale slaap, wat lijkt te bewijzen dat er een zekere natuurlijke ontwikkeling in de hersenen plaatsvindt tijdens het dromen. Duidelijk dat we dromen in dit stadium is door het feit dat de hersenactiviteit op dat moment het snelst is, ons onderbewustzijn is druk bezig met fantaseren. Het 4e stadium wordt de diepe, ofwel langzame slaap genoemd waarin de hersenactiviteit traag is. Het 1e en 3e stadium worden overgangsstadia genoemd.
Iedereen heeft wel eens ervaren bij het wakker worden te menen een droomloze nacht te hebben gehad terwijl hem of haar plotseling toch een ‘vergeten’ droom te binnen schiet. Het vergeten of onthouden van de droom hangt samen met de snelheid van de overgang van slaap naar wakker zijn. Langzaam wakker worden leidt tot het beter onthouden van het gedroomde in tegenstelling tot het snel of zelfs abrupt wakker worden. Overigens kan iedereen die zich snel of zelfs gelijk na het wakker worden concentreert op het gedroomde zijn of haar droom herinneren.
Echter, dromen zijn niet alleen afhankelijk van wat op dat moment zich in je onbewuste afspeelt maar ook prikkels van buitenaf kunnen doordringen tot in onze droom. Prikkels zoals licht en geluiden maar ook lichaamsgevoelens zoals honger, pijn en warmte sluipen binnen in onze dromen. Zo’n prikkel van buitenaf wordt meestal door onze hersenen versterkt, veranderd of in een andere betekenis gezet als het in onze droom verwerkt wordt.
Alhoewel het biologische proces over de dromen al tot op zekere hoogte doorgrond is, is er nog altijd ontzettend veel verscheidenheid onder de mensen over de betekenis van een droom. De meningen zijn verdeeld over het feit of een droom wel een betekenis heeft en zo ja: kunnen wij deze achterhalen? In sommige geloven of culturen is er een algemene visie over dromen en hun betekenis. Zo heerst er nog steeds op plekken over de hele wereld sjamanisme die al dan niet onder de invloed van geestverruimende middelen dromen hebben die betrekking hebben op het welzijn van hun volk, individuele informatie geven of zelfs de oplossing van bepaalde ziektes of epidemieën blootgeven.
De westerse cultuur ziet dit sjamanisme als achterhaald en zoekt naar een meer wetenschappelijke onderbouwing om betekenis aan hun dromen te kunnen geven. De persoon die de grondlegging heeft weten te leggen voor de moderne droompsychologie is de Oostenrijkse neuroloog Sigmund Freud. Freud heeft zijn baanbrekende droomtheorie beschreven in zijn wereldbekende boek ‘Die Traumdeutung’ (De Droomduiding) die is uitgegeven in 1899. Het boek is echter gedateerd 1900, dit omdat de uitgever zo dacht dat het boek anders snel een boek uit de vorige eeuw zou lijken.

Sigmund Freud
In ‘Die Traumdeutung’ zet Freud eerst zijn theorie over dromen uiteen, voortgebouwd op zijn algemene visie op psychoanalyse. De droomtheorie is gebaseerd op de gedachte dat iedere droom van een mens een wensvervulling bevat. De wensen en driften van de menselijke geest zijn volgens Freud zeer sterk en moeten ontladen worden om het genot te kunnen hebben. Als het ontladen van een wens of drift niet via een directe manier kan, zou de geest bevrijding via de mentale kanalen zoeken. Een droom vormt zich dan als perfecte uitlatingsklep. Echter, de driften van de mens worden als verboden gezien en er mag niet zomaar in een droom concreet aan voldaan worden. Daarom worden de eigenlijk verboden onbewuste driften van de mens in een verdraaide vorm beleefd en dienen dus eerst ontcijferd te worden alvorens we ze kunnen begrijpen.
Freud geeft in ‘Die Traumdeutung’ na het behandelen van zijn theorie een handleiding, de droomduiding, voor het ontcijferen van een droom. Hij gelooft dat de betekenis van eenieder zijn droom onthuld kan worden als deze droomduiding helemaal wordt voltooid. De manier waarop deze verhulling is ontstaan noemt Freud de droomarbeid. Als de droomduiding voltooid wordt, wat in tegenovergestelde richting werkt van de droomarbeid, kan er vanuit het bewuste naar het onbewuste zelf gegaan worden. In de meeste gevallen worden dromen gevormd door de drift naar seks of woede, die volgens Freud in principe onbevredigbaar zijn.
Een weerlegging op de theorie van Freud die vandaag de dag nog steeds populair is komt van Carl Gustav Jung. Jung, die niet alleen een van de beste leerlingen van Freud was, maar tevens een van zijn beste vrienden kreeg een bittere ruzie met Freud over Freuds droomtheorie in 1914. Aanzet tot deze ruzie was het feit dat Jung het niet eens was met de beredenering van Freud dat iedere droom opzettelijk wordt verhuld door het onderbewustzijn. Naar Jungs mening zijn dromen juist een directe natuurlijke expressie van het onderbewustzijn van de dromer. Hij beweert dat dromen worden verteld in een karakteristieke taal bestaand uit symbolen, beelden en metaforen die de natuurlijke manier van expressie is voor het onderbewustzijn. De reden dat we dromen moeilijk begrijpen komt door het feit dat de taal van het onderbewustzijn zo anders is dan de taal van het bewustzijn waar wij bekend mee zijn.

Carl G. Jung
Jung bouwt zijn theorie verder door de betekenis van een droom te verdelen in twee verschillende niveaus: het objectieve en het subjectieve niveau. Het objectieve niveau legt hij uit als het deel van je droom waarin je bewustzijn, ofwel het externe, afgebeeld wordt. Het subjectieve niveau van de droombetekenis daarentegen is het deel waarin je gedachten en gevoelens vanuit je geest, ofwel het interne, worden afgebeeld. Jung bekritiseert Freud op het feit dat hij enkel het objectieve niveau van de betekenis van de droom erkent, wat niet toegang geeft tot de volledige betekenis van de droom.
Naast deze twee algemeen populaire theorieën zijn er genoeg uiteenlopende theorieën over de betekenis van bepaalde alledaagse dromen. Zo geloven veel mensen dat een droom waarin een persoon zelf naakt voorkomt, weerspiegelt dat deze zowel onzeker als kwetsbaar is en de desbetreffende persoon zelfs een geheim draagt waarvan hij bang is dat mensen het weten omdat ze door hem kunnen heen kijken. Een ander voorbeeld wat vaak terug komt in de alledaagse droom is het vallen van een hoge hoogte zonder enige beveiliging. Hierover wordt veel gesuggereerd dat het te maken heeft met het onzekere, labiele en angstige van de dromer zelf. Er zijn zelfs theorieën dat iemand niet meer wakker wordt als hij niet voor het raken van de grond wakker wordt.
Reeds besproken is een vorm van het beïnvloeden van dromen van buitenaf. Daar werd duidelijk dat prikkels van buitenaf door onze hersenen vervormd kunnen worden en zo in onze dromen verwerkt worden. Deze vervorming van uitwendige prikkels is niet de enige manier om onze dromen te beïnvloeden.
Er zijn twee andere zeer interessante en bekende fenomenen als het gaat om het beïnvloeden van een droom. Dit zijn de zogeheten droomincubatie en lucide dromen. Deze vormen van droombeïnvloeding heb je zelf in de hand en zijn dan ook beiden te leren. Bij droomincubatie kan het nadenken over een bepaald onderwerp, situatie of gebeurtenis direct vóór het in slaap vallen resulteren in een droom die over het desbetreffende onderwerp, situatie of gebeurtenis gaat. Bij het incuberen van de droom werkt het herhalend nadenken alvorens het slapen als het planten van een zaadje in je geest die uitgroeit tot een gewenste droom.
Op Harvard Medical School heeft een docente eens geëxperimenteerd of droomincubatie kan leiden tot het dromen over een bepaald probleem of zelfs het oplossen van het probleem in de droom. Ze gaf haar leerlingen de opdracht iedere avond van de week sterk te focussen op een alledaags probleem, zoals een huiswerkopdracht of het bedenken van een onderwerp voor een presentatie, direct vóór het moment dat ze in slaap vielen. De uitkomst van het experiment was verbazingwekkend: twee derde van de klas bleek over het probleem te hebben gedroomd, terwijl de overige één derde niet alleen over het probleem droomde maar zelfs tot een concrete oplossing was gekomen in hun droom. Droomincubatie wordt tegenwoordig veel door artiesten en wetenschappers gebruikt om een probleem waartegen ze aanlopen proberen op te lossen in hun onderbewustzijn.
Een stapje verder gaat het fenomeen dat de lucide droom heet. Een lucide droom is een bestuurbare droom. Beter gezegd, een lucide droom is een droom waarin degene die de droom beleeft, zich beseft dat hij of zij zich in een droom begeeft. Als dat moment van beseffen zich voordoet, wordt desbetreffende dromer de regisseur van zijn eigen droom en kan zelf bedenken wat hij in zijn droom wilt doen omdat hij zich bewust in zijn onderbewustzijn bevindt. Zoals we allen weten is in een droom alles mogelijk, er zijn geen natuurwetten of enige andere grenzen die situaties onmogelijk maken. Dit betekent dat het hebben van een lucide droom leidt tot ontelbare mogelijkheden. De droom is op dat moment een soort simulatiewereld in het onderbewustzijn waarin de dromer alles met zijn bewustzijn kan bouwen.
Dit fenomeen zorgt ervoor dat lucide dromen enorm veel toepassingen hebben. Het is namelijk niet alleen mogelijk om de meest wilde droomavonturen te beleven, maar ook is het mogelijk om de droom te gebruiken ter voorbereiding op of ter verbetering van situaties in je alledaagse leven. Je kunt dromen over iets waar je gelukkig, geïnspireerd of zelfs mentaal sterk van wordt.
In de psychiatrie worden lucide dromen steeds meer gebruikt om mensen hun angsten in dromen te laten overwinnen om vervolgens in de realiteit ermee om te kunnen gaan. Zo kan iemand met een angst voor water leren lucide dromen te hebben om vervolgens in zijn dromen het water in te gaan om zo zijn angst te kunnen overwinnen. Ook kunnen op deze manier nachtmerries overwonnen worden als de desbetreffende persoon het lucide dromen beheerst. De lucide droom vormt zo een onbeperkte trainingswereld van de realiteit, de mogelijkheden zijn grenzeloos.
Dromen zijn voor veel mensen nog steeds iets onvatbaars en misschien blijven ze dat wel altijd. Echter, zijn ze fascinerend en worden ze heel vaak als prettig ervaren. Is het echt waar dat iedere droom die we hebben een dieper liggende betekenis heeft en kunnen we die inderdaad ontcijferen om zo onze ware aard te ontdekken en misschien zelfs meer over ons als mens te leren? Dromen kunnen ons in ieder geval helpen ons situaties te laten beleven waar we gelukkig van worden, ons voor te bereiden op situaties of zelfs onze diepste angsten te overwinnen. Welke mogelijkheden liggen nog meer in deze onbekende en onbegrensde wereld die de realiteit voor ons kan verbeteren? Kan de realiteit misschien zelfs verplaatst worden naar de onbegrensde droomwereld?