Condoleezza Rice

Ruud Hawinkels

Volgens Forbes was ze de machtigste vrouw ter wereld, ze werkte voor beide presidenten Bush en ze had een behoorlijke vinger in de pap bij de voorbereidingen voor de Irakoorlog. Condoleezza Rice werkte zich op eigen kracht naar de hoogste regionen van de Amerikaanse politiek. Wat drijft haar en hoe hield ze zich staande tussen de ervaren rotten in Washington?

Biografie

Alabama in de jaren ’50 was geen prettige staat om als zwarte Amerikaan te wonen. Het is de staat waar Rosa Parks in 1955 in opspraak kwam, doordat ze haar plaats in de bus niet wilde opgeven voor een blanke en waar in 2004 nog vóór het behoud van apartheidswetten werd gestemd (hoewel deze niet meer worden toegepast, omdat de federale wetgeving dit verbied). Rice werd hier in 1954, in Birmingham geboren.

Haar ouders, docenten op een middelbare school, wilden haar zo goed mogelijk opvoeden zodat ze eerlijke kansen zou krijgen. Op haar derde begon ze met pianolessen en al vlug bleek ze een bijzonder talent te zijn. Na school nam ze, naast pianolessen, ook nog Frans en Spaans en of dat nog niet genoeg was, ging ze ook nog kunstschaatsen. Tegen Oprah verklaarde Rice later dat alle zwarte ouders in Birmingham hun kroos pushte om beter te worden dan zij het hadden gedaan.

Ondanks de vele hobby’s ging Rice in sneltrein vaart door haar opleiding, ze mocht zelfs de eerste en de zesde klas overslaan. Op haar vijftiende volgde ze haar laatste jaar High school tegelijk met haar eerste jaar op de Universiteit van Denver en hoewel ze korte tijd probeerde professioneel pianiste te worden, veranderde een college over internationale politiek van Josef Korbel, vader van Madeleine Albright, haar leven. In 1974, 19 jaar oud, kreeg (lees: verdiende) Rice haar bachelor Politicologie. Een jaar later mocht ze haar Master diploma ophalen.

Na enkele kleine baantjes haalde Prof. Korbel haar over om te promoveren. Vier jaar later mocht ze zich PhD in de Politicologie noemen. Haar proefschrift had betrekking op de Tsjechoslowaakse Communistische Partij.

De Universiteit van Stanford bood haar een baan aan als docente politicologie en in ’87 promoveerde ze tot Universitair Hoofddocent met een specialisme in de Sovjet politiek. In die tijd een heet hangijzer, door de dreigende opheffing van de Unie.

Later werd ze door de Rector Magnificus van Stanford voorgedragen als zijn opvolger. In 1993 werd Rice de eerste vrouwelijke, de eerste Afro-Amerikaanse en de jongste Rector Magnificus van Stanford. Met deze aanstelling werd ze tevens professor.

Politieke Carrière

De Sovjet politiek was zonder twijfel het belangrijkste punt in het buitenlandbeleid van de Amerikaanse President in die tijd. Rice werd hierdoor al snel ‘ontdekt’ door Brent Scowcroft die verschillende hoge functies had onder presidenten Ford en Bush Sr. Hij haalde Rice over om haar academische carrière even op een laag pitje te zetten om speciale assistent voor Sovjet en Oost-Europese zaken te worden onder de eerste President Bush. In 1991 keerde ze terug naar Stanford om daar vervolgens Rector te worden. Dit bleek een jaar later een goede keuze te zijn, want uit onvrede over het buitenlandbeleid van President Carter stapte Rice in ’82 over van de Democraten naar de Republikeinen. Daardoor was er geen plek voor haar onder de Democratische President Clinton.

In 2000 echter nam ze een jaar verlof van Stanford om President Bush Jr. te helpen met het buitenlandbeleid tijdens zijn verkiezingscampagne. Na de verkiezingen benoemde Bush haar tot National Security Advisor (NSA) en zegde ze haar positie op Stanford op.

De National Security Advisor is de hoogste adviseur voor de president als het gaat om veiligheidskwesties. Hij of zij behoort niet tot het kabinet en zou daardoor onafhankelijk advies kunnen uitbrengen.

Deze ‘onafhankelijke’ adviezen van Rice lijken zwaar onder druk te staan van de ervaren rotten in het kabinet. Zij lijken zo hun eigen agenda te hebben wat betreft het buitenlandbeleid van President Bush. Vice-President Cheney en Minister van Defensie Rumsfeld hadden tijdens hun periode onder de eerste President Bush er al op gehamerd dat Saddam Hussein verwijderd moest worden en nu tijdens hun tweede termijn onder Bush Jr. zien ze hun kans schoon.

Het buitenlandbeleid van Bush wordt vooral gekenmerkt door de reactie op de aanslagen op 11 september. Vanaf die desastreuze dag is het alle hens aan dek om terroristen te vinden en uit te schakelen. Alle internationale betrekkingen worden hiervoor uit de kast getrokken en op de proef gesteld.

In de periode na 11 september verandert het buitenlandbeleid onder druk van Cheney van een analyse georiënteerde aanpak naar een reactie georiënteerde. Het was niet meer belangrijk of het bewijs waterdicht was, het was belangrijk welke reactie er van de VS kwam. Cheney verwoordde dit tijdens een vergadering met Rice en CIA directeur Tenet als ‘Als er één procent kans is dat Pakistaanse geleerden al- Qaida helpen met het ontwikkelen of bouwen van een kernwapen, dan moeten we daarop reageren als was het een zekerheid’. Deze norm zou een kader worden voor het buitenlandbeleid van President Bush. De regering kreeg vergaande volmachten, waardoor de CIA meer ruimte kreeg om burgers af te luisteren en gevangenen te ondervragen. Dit laatste werd nog een moeilijk punt voor Rice.

De ondervragingstechnieken van de CIA waren al niet geheel onomstreden, maar toe Rice de opdracht gaf dat Waterboarding, in het Nederlands ook wel schijnverdrinking genoemd, mocht worden toegepast op terroristen, ging dat voor veel juristen, politici en militairen te ver. Later zou Rice voor een onderzoekscommissie moeten verschijnen en verklaren dat zij het waterboarden niet autoriseerde, maar dat zij slechts de boodschap van de regering aan de CIA had doorgegeven.

Secretary of State

In 2004 werd Rice aangesteld om Colin Powell op te volgen als Minister van Buitenlandse zaken. Dit is de belangrijkste ministers post in de Amerikaanse politiek. Deze minister is de vierde in lijn van opvolging van de President en heeft grote invloed op het buitenlandbeleid van een President. De aanstelling van Rice werd door de Senaat goedgekeurd met het hoogst aantal tegen stemmen sinds de oprichting van het ambt. Veel tegen stemmen waren vanwege de aanpak van de oorlog tegen terrorisme en Rice’s rol bij ondervragingstechnieken van de CIA.

In de tijd dat Rice minister werd was de rust weer wat wedergekeerd. De meeste controversiële beslissingen waren genomen, de oorlogen waren begonnen en de terroristische dreiging was verminderd. Nu was het een kwestie van afmaken en voorbereiden op een nieuw tijdperk.

Rice transformeerde het Ministerie van Buitenlandse zaken, zodat het beter opgewassen was tegen de uitdagingen van de nieuwe geopolitieke betrekkingen. Grote buitenposten moesten afslanken terwijl kleine kantoren meer mankracht kregen om de positie van de VS in dat land te versterken.

Naast de reorganisatie van haar departement had Rice haar handen vol om de internationale gemeenschap te overtuigen van de voordelen van de oorlog tegen terrorisme. Bondgenoten haakten af en de morele kracht van de VS was danig aan het afbrokkelen na de eenzijdige inval in Irak. Het enige succes op dit gebied kwam uit India. Dat land tekende het Indo-VS Nucleair Verdrag dat de nucleaire activiteiten van India (dat het non-proliferatie verdrag niet heeft getekend) onder toezicht van het IAEA zette. Een van de weinige succes van Bush’s buitenlandbeleid.

Rice was een groot voorvechter van nieuwe democratieën. Ze steunde democratische regeringen om een stevige basis te creëren in die landen. Dit speerpunt bracht haar in problemen toen de Palestijnse bevolking de terroristisch te boek staande organisatie Hamas verkozen tijdens democratische, vrije verkiezingen. Rice zette zich in voor het Palestijns-Israelisch conflict, maar zoals zoveel pogingen faalde deze. De VS hadden, mede door haar, geen vrienden gemaakt in de Arabische wereld, waardoor dit conflict nog ingewikkelder werd dan het vóór President Bush was geweest.

Een tweede contradictie van haar steun aan democratische regeringen was de steun die de totalitaire regimes in Egypte en Saoedi-Arabië van de VS ontving. Het is begrijpelijk dat de VS een van de weinige bevriende Arabische regimes wilde behouden, maar het strookte niet met het beleid van minister Rice.

Rice’s rol in de Irakoorlog lijkt redelijk beperkt. Ze leek het eens te zijn met Cheney en Rumsfeld, wat haar degradeerde tot assistent van beide heerschappen. Als Minister van Buitenlandse zaken heeft ze veel werk verzet voor President Bush, maar de opdracht was schier onmogelijk.

Publicatie verschenen in Simon Ster 41.1