Europese Politiek

Ceterum censeo politicam mutandam esse

Geert Lenssen

Eén van de charmes van mijn studentenhuis is het postsysteem, of beter gezegd het gebrek daaraan. Het meenemen van je oninteressante post van de vloer van de gang naar je kamer is natuurlijk een enorme moeite die ten alle tijden voorkomen moet worden, wat tot gevolg heeft dat zich bij de deur een aanzienlijke stapel van onopgehaalde post heeft opgebouwd. Het is mooi om te zien dat de post zich heeft gesorteerd op volgorde van waarde die mijn huisgenoten en ik eraan toekennen. De indeling die zich gemanifesteerd heeft is grofweg als volgt: onderop vormen reclamefolders een solide basis, in het midden bevinden zich brieven van de belastingdienst, verzekering en jemagnietdownloadenopdeuniversiteit-brieven en helemaal bovenop wacht de verse post vol smacht om opgehaald te worden, of anders af te zakken naar een lager niveau in de stapel. De stapel blijft alsmaar groeien, omdat niemand zich verantwoordelijk voelt voor post die hem of haar niets interesseert.

Een aantal weken geleden heeft onze postbode de stapel afgetopt met de tien enveloppen, welke elk een stempas voor de Europese Verkiezingen op 22 mei bevatte. Acht van de tien enveloppen liggen er nog steeds. Langzaam maar zeker zijn zij in absolute positie in de stapel gedaald, zodat ze zich nu bevinden ter hoogte van de (zogenaamd) gratis loten van loterijen. Dit betekent dus dat van de tien inwoners van mijn huis 20% is gaan stemmen. Met de opkomst onder alle inwoners van ons land is het nauwelijks minder droevig gesteld. Afgelopen verkiezingen was de opkomst een schamele 37%. Ter vergelijking: de opkomst bij de laatste verkiezingen van de Tweede Kamer was 75%. Een dusdanig lage opkomst bij de Europese Verkiezingen is een groot probleem, want op deze manier representeert het parlement in Brussel maar een klein gedeelte van de bevolking.

Toch neem ik mijn huisgenootjes noch andere Nederlanders hun geringe interesse in de Europese politiek kwalijk: de huidige politiek is saai. Dat was in de klassieke oudheid wel anders. Het oude Athene kende destijds de oudste en meest directe vorm van democratie. Anders dan het kiezen van vaste vertegenwoordigers, stemden de inwoners zelf direct over de wetgeving en de uitvoering hiervan. Deelname aan de vergadering was niet geheel open, maar de groep deelnemers was groot – zo’n zesduizend man – en werd samengesteld zonder economische klasse in ogenschouw te nemen. Alleen vrouwen, slaven en wat wij nu allochtonen noemen hadden geen stemrecht. Vlammende betogen van oude Griekse grootmeesters streelden de oren van de toehoorders en buiten de vergadering zelf werd de interesse gevoed door scherpe politieke satire in de theaters. De Grieken wisten dus al hoe de politieke belangstelling kon worden aangewakkerd en presteerde het zo om de participatie in de democratie op peil te houden.

Duizenden jaren later zijn we vergeten hoe het moet. De verkiezingscampagnes bestaan uit een luttel aantal posters met daarop de zeer inspirerende tekst ‘Europa Ja’ of ‘Europa Nee’. Wie echt zijn best deed, zet zijn leus kracht bij door er een uitroepteken achter te plaatsen. Na de verkiezingen blijkt de opkomst opnieuw bedroevend laag en de politiek voelt zich niet verantwoordelijk. Heren politici: het volk is lui. Het raakt niet vanzelf geëngageerd met de politiek. U zult zelf actief de burger moeten motiveren om zich naar de stembus te begeven. Laat u eens inspireren door een betoog van een Griekse of Romeinse politicus en verzin eens een mooie spreuk voor op uw posters. Houd een vlammend betoog tijdens een debat op tv. Steekt u wat meer moeite in uw campagne, dan kunnen we de volgende verkiezingen gegarandeerd een hogere opkomst verwachten. Hopelijk gaan dan zelfs mijn huisgenootjes stemmen; die stapel post voor de deur wordt zo wel erg groot.

Publicatie verschenen in Simon Ster 45.4