Protagoras

Het gaat er niet om wie gelijk heeft, maar wie gelijk krijgt
Henk van den Berg

Rond 470 v. Chr. vindt er een verschuiving plaats in Griekenland. Na jaren van oorlog tegen het expanderende Perzische Rijk, boeken de Grieken onder aanvoering van stadstaat Athene twee grote overwinningen. Eerst op het land in Marathon (490 v. Chr.) en later de

protagoras

Protagoras

zeeslag bij Salamis (480 v. Chr.). Na deze Perzische oorlogen is Athene ineens een grootmacht in de Egeïsche Zee. Samen met de bondgenoten tegen de Perzen wordt de Delisch-Attische Zeebondopgericht en uit de inkomsten hiervan worden in Athene de meest prachtige bouwwerken geplaatst. Uit heel Griekenland komen geleerden naar Athene en er ontwikkelt zich een welvarende democratie met rechtbanken en volksvertegenwoordigingen. Zodoende wordt Athene het nieuwe culturele en filosofische centrum. Met de cultuurverschuiving komt ook een verschuiving in de filosofie zelf tot stand. Waar de natuurfilosofen in de eerste plaats natuuronderzoekers waren, op zoek naar oerstoffen en bouwstenen voor de wereld, komen nu de mens en de maatschappij in de belangstelling.

In de beginperiode van de Atheense democratie spelen de sofisten een belangrijke rol. Sofisten, “leraren tot wijsheid”, waren rondtrekkende geleerden die hun brood verdienden met het geven van lessen. Door de opbloei van Athene verzamelden ze zich in deze stad en richtten zich op het onderwijzen van jonge rijke mannen, die een rol wilden gaan spelen in de politiek. Ze hielden zich dan ook voornamelijk bezig met de kunst der welsprekendheid, de rhetorica. Vaak ging het er dan ook niet om wie er gelijk had, maar wie er gelijk kreeg.

De Sofisten

Hoewel Protagoras de bekendste sofist is, is hij niet de enige waar we iets van weten. Doordat Plato een heel aantal dialogen van Socrates heeft nagelaten en doordat Socrates regelmatig de discussie aanging met de sofisten, krijgen we ook een beeld van een aantal andere sofisten. Een aantal zaken hebben ze allemaal gemeen: het waren allen zeer goede sprekers, het waren allen sceptici, de sofisten waren allen zeer bereisd en ze waren allen steenrijk. Toch waren er ook duidelijke verschillen.

Zo staat Gorgias bekend als de Nihilist. Hij had een eigen filosofie die bestond uit drie hoofdregels: 1. Niets bestaat. 2. Als er toch iets bestaat, dan kunnen we het niet weten. 3. Als er iets bestaat en we weten dat, dan kunnen we het niet communiceren. Hij gaat hierbij uit van de filosofie van Zeno, maar hij geeft er een zeer negatieve draai aan.

Hippias staat bekend als een allesweter. Hij ging er prat op dat hij op elk moment in elk vak les kon geven. Doordat hij een bepaalde manier van geheugentraining had ontwikkeld, was hij deskundige op elk gebied, van geschiedenis tot astronomie. Ook heeft hij een bijdrage geleverd aan wiskundige vraagstukken. Hippias wordt door Plato beschreven als uitermate ijdel en arrogant.

Prodicus is volgens bronnen de beste verteller ooit. Hij was een taalkunstenaar die veel aandacht besteedde aan de verschillen tussen synoniemen. Hij was een absolute deskundige op het gebied van literatuur. Daarnaast was hij verzot op geld en dat schoof hij niet onder stoelen of banken. Prodicus is ter dood veroordeeld wegens het opruien van de jeugd.

Wanneer men alleen de dialogen van Plato over de sofisten leest, ontstaat een zeer negatief beeld van hen. Een beeld van arrogante praatjesmakers die alles deden voor geld. Toch hebben de sofisten een belangrijke rol gespeeld in de Atheense democratie. Jonge politici werden door hen opgeleid tot sterke debaters en ze bevorderden de algemene kennis van de inwoners van Athene.

Protagoras is de bekendste van de sofisten. Hij werd geboren rond 480 v. Chr. in Abdera. Over zijn jonge jaren is maar weinig bekend. Het meeste dat we over hem weten, stamt uit de periodes dat hij in Athene was. In deze tijd was hij zeer politiek betrokken en alom geroemd vanwege zijn kennis en kundigheid. Hij hielp Pericles, de belangrijkste leider van Athene in de gouden tijd, bij morele problemen en hij stelde wetten op voor de Atheense kolonie Thurii. Waar Protagoras echter het meest bekend om geworden is, is zijn rijkdom. Door zijn populariteit verdiende hij een fortuin aan het geven van lessen aan aankomende politici. Plato zei dat Protagoras meer geld verdiende dan Philias en tien andere steenhouwers. Protagoras stierf in 411 v. Chr. toen hij op weg naar Sicilië met boot en al verdween.

De filosofie van Protagoras, en van de meeste sofisten, stelde niet erg veel voor, maar is interessant omdat ze een nieuwe richting inslaan. De hele filosofie kan samengevat worden in de belangrijkste uitspraak van Protagoras: “De mens is de maat van alle dingen”. Met “de mens” bedoelt hij hier niet de mensheid, maar elke individuele mens op zich. Met “de maat van alle dingen” bedoelt hij de standaard van de waarheid van alle dingen. Elk individu is de standaard van wat waar is voor hem zelf. Wat waar is voor de één kan complete onzin zijn voor de ander. Hierdoor verwerpen de sofisten de klassieke gedachte van een gescheiden ziel en rede. Alles is gerelateerd aan het gevoel van elke persoon op zich.

Doordat de sofisten vaak veel reisden konden ze ook verschillen onderscheiden tussen de culturen van de stadstaten. Ze hielden zich bezig met de vraag wat door de natuur bepaald was en wat door de maatschappij gemaakt was. Ze zetten hun vraagtekens bij begrippen als “natuurlijke preutsheid”. In sommige culturen is het normaal om naakt te zijn, maar in andere culturen is er altijd sprake van een bepaalde preutsheid. De vraag is dus of er sprake is van natuurlijke preutsheid of van aangeleerde preutsheid. Zo brachten de sofisten in Athene discussies op gang over de maatschappij, met als kern dat het niet mogelijk is om absolute normen voor de waarheid, en dus voor goed en fout, te definiëren. Immers, die zijn voor ieder individu anders.

Ook typerend voor de manier van denken van Protagoras is de manier waarop hij over de goden spreekt. Protagoras was een agnosticus, iemand die niet zeker weet of er wel een god is. Dit blijkt duidelijk uit de openingszin van een van zijn bekendste boeken, “On the Gods”. Hij schrijft: “De goden respecterend, kan ik niet weten of zij bestaan of niet”. Er is geen absoluut criterium te vinden waaruit blijkt dat er goden bestaan. Net zoals er geen absoluut criterium te vinden is waaruit blijkt dat naakt over straat lopen verkeerd is. Deze scepsis komt terug bij alle sofisten wanneer zij over de belangrijke levensvragen nadenken. Overigens was de Atheense politiek niet zo blij met zijn uitspraken over de goden. Protagoras werd beschuldigd van goddeloosheid en als straf werden zijn boeken verbrand.