Socrates

Meester in de discussie

Henk van den Berg

Socrates is een van de opmerkelijkste Griekse filosofen. Er valt heel veel te vertellen over deze persoonlijkheid, maar zijn werkwijze komt het beste naar voren in de dialogen die Plato opgetekend heeft. De onderstaande discussie gaat tussenGorgias, een sofist (zie de Tautologica over Protagoras en de andere sofisten) en Socrates. De discussie gaat over de rhetorica en Socrates probeert Gorgias steeds verder in één richting te duwen, zodat hij zichzelf uiteindelijk tegenspreekt.

De dialoog met Gorgias

Socrates: [..] Of beter nog, Gorgias, laat ik me tot jou wenden en aan jou dezelfde vraag stellen: Hoe zouden we jou moeten aanspreken en welk beroep beoefen jij?Gorgias: Rhetorica, Socrates, dat is mijn vak. Soc: Dan mag ik je dus een redenaar noemen? Gor: Ja, Socrates, en een goede ook. Als jij me zo aanspreekt, op zijn Homerisch gezegd: Ik beroem mijzelf hierop. Soc: En kunnen we stellen dat jij ook andere mensen tot redenaar op kunt leiden? Gor: Ja, dat is precies wat mijn beroep is, niet alleen in Athene, maar overal. […] Soc: Heel goed dan. Aangezien jij een redenaar bent en redenaars opleidt, laat mij je vragen: Waar is rhetorica mee gemoeid? Ik kan je vragen waar weven mee gemoeid is en dan zou jij toch antwoorden: met het maken van gewaden. Gor: Ja. Soc: En muziek is gemoeid met het componeren van melodieën? Gor: Zeker. […] Soc: Antwoord op dezelfde manier over rhetorica: waarmee is rhetorica gemoeid? Gor: Met de rede. Soc: Wat soort voor rede, Gorgias? Zo’n soort rede als waarmee we de zieken zouden leren hoe ze beter kunnen worden? Gor: Nee. Soc: Dus rhetorica omvat niet alle soorten rede?Gor: Zeker niet. Soc: En toch kunnen mensen spreken door middel van rhetorica?Gor: Ja. Soc: En snappen waarover ze spreken? Gor: Natuurlijk. Soc: Maar maakt de medicijnkunst, waar we het net over hadden, het ook niet mogelijk voor mensen om te spreken over de zieken en te begrijpen wat ze zeggen? Gor: Zeker. Soc: Dus medicijnkunst behandelt ook de rede? Gor: Ja. Soc: Rede met betrekking op ziektes? Gor: Natuurlijk. Soc: En behandelt gymnastiek niet de rede wat betreft de goede of slechte conditie van het lichaam? Gor: Zeer waar. Soc: En hetzelfde, Gorgias, is waar voor de andere kunsten: Ze behandelen allemaal de rede op de onderwerpen waar ze afzonderlijk over gaan. Gor: Duidelijk. Soc: Waarom dan, als je rhetorica de kunst noemt die de rede behandelt en als alle andere kunsten de rede behandelen, noem je ze niet allemaal rhetorica? Gor: Omdat, Socrates, de kennis van de andere kunsten alleen te doen heeft met een soort externe actie, als die van de hand. Maar er is niet zo’n actie van de hand in rhetorica, dat alleen werkt en effect heeft door het medium van de rede. En daarom ben ik er stellig in dat rhetorica de rede behandelt. Soc: Ik weet niet zeker of ik je helemaal begrijp, maar ik durf te zeggen zat ik daar snel achterkom. Geef me een antwoord op deze vraag alsjeblieft: Erken je dat er kunsten bestaan? Gor: Ja. Soc: Wat betreft de kunsten algemeen: de meesten zijn gemoeid met doen en vereisen nauwelijks of geen spreken. In schilderen en beeldhouwen en vele andere kunsten kan het werk in stilte geschieden. En van zulke kunsten kan ik me voorstellen dat ze niet in het werkgebied van de rhetorica vallen. Gor: Je begrijpt mijn opvatting volkomen, Socrates. Soc: maar er zijn ook kunsten die volledig door het medium van de taal werken en weinig of geen actie verlangen, zoals bijvoorbeeld de rekenkunde, de wiskunde en de geometrie In sommige van deze gevallen is de spraak ongeveer net zo belangrijk als de actie, maar bij de meeste is het verbale element groter. Deze hangen volledig af van woorden voor hun werkzaamheid en kracht. En ik neem aan dat in jouw mening rhetorica bij de laatste soort hoort? Gor: Precies. Soc: En toch geloof ik niet dat jij een van deze kunsten rhetorica zou noemen. Hoewel de exacte uitdrukking die jij gebruikte was dat rhetorica een kunst was die alleen werkt en effect heeft door het medium van de rede. En een tegenstander die listig zou zijn zou nu zeggen: “En dus, Gorgias, noem je rekenkunde rhetorica.” Maar ik denk niet dat je rekenkunde rhetorica kunt noemen, net zo min als dat je geometrie zo zou noemen. Gor: Je hebt gelijk, Socrates, in jouw opvatting van mijn mening. Soc: Wel, laat me dan nu de rest van mijn antwoord krijgen. We zien dat rhetorica een van de kunsten is die hoofdzakelijk met woorden werkt en dat er andere kunsten zijn die ook woorden gebruiken. Vertel me dan, wat de hoedanigheid is van de woorden die de rhetorica betreffen. Stel dat iemand me een vraag stelt over een van de net genoemde kunsten. Hij zou kunnen vragen: “Wat is rekenkunde?” En ik zou hem antwoorden, zoals jij mij antwoordde dat rekenkunde een van de kunsten is die effect heeft door woorden. En hij zou verder vragen: “Woorden waarover?” Dan zou ik antwoorden: woorden over oneven en even getallen en hoeveel er van elk zijn. En als hij opnieuw vroeg: “Wat is wiskunde?” Dan zou ik zeggen: Dat is ook een van de kunsten die zich volledig bezighoudt met woorden. En als hij verder zei: “Woorden waarover?” Dan zou ik zeggen, net als de secretaris tijdens een vergadering: Hetzelfde als rekenkunde, maar met het verschil dat de wiskunde niet alleen de aantallen even en oneven nummers behandelt, maar ook hun numerieke relaties ten opzichte van zichzelf en andere getallen. En veronderstel, opnieuw, dat ik zou zeggen dat astronomie alleen om woorden draait, dan zou hij vragen: “Woorden waarover dan, Socrates?” En ik zou antwoorden dat de astronomie ons vertelt over de beweging van de sterren, de zon en de maan en hun relatieve snelheid. Gor: En je zou gelijk hebben, Socrates. Soc: En laten we dan nu de waarheid wat betreft de rhetorica van jou horen, waarvan jij toegeeft dat dit een van de kunsten is die altijd handelt en haar doelen verwezenlijkt door middel van woorden. Gor: De waarheid.Soc: Woorden die wat doen? Zou ik vragen, aan welke klasse van dingen zijn de woorden die de rhetorica gebruikt gerelateerd? Gor: Aan de grootste, Socrates, en de beste van de menselijke zaken. Soc: Dat is opnieuw dubbelzinnig, Gorgias. Ik verkeer nog steeds in het duister. Want wat zijn dan de grootste en de beste van de menselijke zaken? Ik durf te beweren dat jij op feesten mensen oude drinkliederen hebt horen zingen, waarin de zangers de goede dingen van het leven opsommen: Eerst gezondheid, dan schoonheid, als derde eerlijk rijkdom vergaren. Gor: ja, ik ken het lied, maar waar doel je op? Soc: Ik stel me voor, dat de makers van de dingen waar de schrijver van het lied het over heeft, de dokter, de trainer en de geldmaker, eens tegelijk bij ons komen en als eerste zegt de dokter: “Oh Socrates, Gorgias vergist zich, want mijn kunst is gemoeid met het grootste goed van de mensen en niet de zijne.” En als ik vraag wie hij is antwoord hij: “Ik ben een dokter.” Wat bedoel je, zal ik zeggen, bedoel je dat jouw kunst het grootste goed produceert? “Zeker,” zal hij antwoorden, “want gezondheid is toch het grootste goed? Welk groter goed kan een mens hebben, Socrates?” Na hem komt de trainer en die spreekt: “Ook ik, Socrates, zal erg verbaasd zijn als Gorgias meer goeds kan tonen door zijn kunst dan ik door de mijne. ” Tegen hem zal ik zeggen: Wie ben jij, beste vriend, en wat is je beroep? “Ik ben een trainer.”, zal hij zeggen en mijn bezigheid is mensen mooi en sterk van lichaam maken. Als ik klaar ben met de trainer, komt de geldmaker en hij, zoals ik verwachtte, veracht ze allemaal. “Bedenk, Socrates,” zou hij zeggen, “of Gorgias of iemand anders een groter goed kan produceren dan rijkdom.” Wel, zouden jij en ik tegen hem zeggen, produceer jij dan geld? “Jazeker.”, antwoord hij. En wie ben jij dan? “Ik ben een geldmaker.” En denk jij dat rijkdom het grootste goed van de mens is? “Natuurlijk,” zal zijn antwoord zijn. En we zullen samen antwoorden: Ja, maar onze vriend Gorgias beweert dat zijn kunst een groter goed produceert dan de jouwe. En hij zou zeker doorgaan en vragen: “Welk goed, laat Gorgias antwoorden.” Nu wil ik, Gorgias, dat jij je indenkt dat deze vraag door hen en door mij aan jou gesteld wordt. Wat is datgene, zoals je zegt, dat grootste goed van de mens, waarvan jij de schepper bent? Antwoord ons. Gor: Dat goed, Socrates, dat werkelijk het grootste is, is datgene dat mensen vrijheid geeft voor zichzelf en dat individuen de macht geeft over anderen in verschillende staten. Soc: En wat denk jij dat dit is? Gor: Wat is er groter dan het woord dat de rechters overtuigt in de rechtbank, of de senators in de raad of de stedelingen in de vergadering of bij elke andere politieke bijeenkomst? Als je de macht hebt om deze woorden uit te spreken, dan zal de dokter je slaaf zijn en de trainer en de geldmaker waarover jij spreekt zal zijn schatten niet voor zichzelf vergaren maar voor jou, degene die kan spreken en de menigte kan overtuigen. Soc: Nu denk ik, Gorgias, dat we heel nauwkeurig hebben vastgelegd wat jij beschouwt als de rhetorica. En je wil zeggen, als ik het niet fout heb, dat rhetorica een beroep is van overtuiging. Het heeft alleen dit doel en geen ander, het is zijn begin en einde. Ken jij nog een ander effect van de rhetorica dan de overtuiging? Gor: Nee, de definitie lijkt me zeer juist, Socrates, want overtuiging is het belangrijkste resultaat van de rhetorica.

In de volgende 27 pagina’s dringt Socrates Gorgias verder in het nauw om zo diens ongelijk te bewijzen. We zullen het U besparen. Hier volgt wel een beschrijving van het leven en de filosofie van Socrates.

Het leven van Socrates

Socrates leefde van 469 tot 399 voor Chr., een woelige tijd in Griekenland. In 431 brak de Peloponesische oorlog uit en hoewel er in 421 een bestand afgekondigd werd, zou de situatie nooit echt stabiel worden. In 415 overtuigde Alcibiades, een pupil van Socrates, Athene ervan deel te nemen in een oorlog op Sicilië. In de jaren hierna leed Athene aanzienlijke verliezen en in 405 werd de laatste Atheense vloot verslagen en de stad zelf belegerd. Een jaar later moest Athene zich overgeven aan de Spartaanse bezetters. Dertig Atheense edelen, waaronder een heel aantal volgelingen van Socrates, verwierpen het door Sparta ingestelde gezag en stelden zo een oligarchie in. Doordat er onder dit regiem veel inwoners van Athene verbannen, geëxecuteerd en opgesloten werden, kregen ze al snel de naam “De dertig tirannen“. Na een jaar werden ook de tirannen uit hun macht ontheven en werd de democratie hersteld. Er kon nu begonnen worden met het puinruimen van de afgelopen jaren, waar ook Socrates het slachtoffer zou worden.

Fragment uit "De dood van Socrates". Jacques-Louis David

Fragment uit “De dood van Socrates”. Jacques-Louis David

Hoewel Socrates een van de bekendste filosofen uit de oudheid is, heeft hij zelf niets geschreven. De reden hiervoor is dat hij meende dat wijsheid iets is, dat constant in beweging is en dat dus niet gevangen kan worden door het op te schrijven. Toch zijn er verschillende bronnen, met elk een andere invalshoek, die een behoorlijk goed beeld opleveren over de persoon Socrates. Aristophanesmaakte Socrates belachelijk in zijn toneelstuk “de wolken” en dichtte hem dezelfde eigenschappen toe als de sofisten.

Het beeld dat Aristophanes van Socrates had, was niet bepaald positief, maar afgaande op de andere bronnen ook niet bepaald op waarheid gebaseerd. De historicusXenophon geeft een wat rooskleuriger beeld van Socrates en hetgeen hij geschreven heeft komt grotendeels overeen met de feiten die de belangrijkste bron, Plato opgetekend heeft. Plato heeft een heel aantal dialogen nagelaten, waarin Socrates de hoofdrol speelt. Niet al deze dialogen geven echter een goed beeld van Socrates. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat de drie vroege werken van Plato, de Apologie, deEuthyphro en de Crito, de leer van Socrates weergeven. De latere werken geven meer de ideeën van Plato zelf weer door de mond van een karakter dat Socrates heet. Uiteraard blijft het onmogelijk te zeggen wat nu Socrates’ eigen ideeën zijn en wat die van Plato; Ze lopen vaak door elkaar.

Socrates was de zoon van een beeldhouwer en in zijn vroege jaren heeft hij dit vak waarschijnlijk ook beoefend. Hij trouwt met Xanthippe, die legendarisch bekend staat als enorm dominant. Socrates was beroemd vanwege de moed die hij toonde in de militaire campagnes waaraan hij deelnam. Daarnaast was hij ook bekend om zijn intellect, zelfs al voordat hij 40 jaar oud was. Later begon hij het steeds meer als zijn roeping te zien om te zoeken naar wijsheid om de inwoners van Athene intellectueel en moreel beter te maken. Hij verwaarloosde zijn kleding en zijn uiterlijk. Socrates moet hierdoor een aparte verschijning geweest zijn, mede door het feit dat hij van zichzelf al erg lelijk was. Overigens zat hij hier zelf helemaal niet mee. Volgens Xenophon nam hij zelfs eens deel aan een schoonheidswedstrijd. Naar zijn mening waren zijn uitpuilende ogen beter om mee te kijken dan die van de knappe jonge Critobulus, zijn platte stompe neus was beter om te ruiken en zijn dikke lippen beter om mee te kussen en daarom was hij mooier dan alle andere deelnemers.

De hele filosofie van Socrates is opgehangen aan het idee: “Ik weet niets, behalve dan dat ik niets weet”. Vanuit deze wetenschap ging Socrates de discussie aan met, vaak hooggeplaatste, medemensen die claimden wel iets te weten. Door middel van een vraag en antwoordspel kon hij feilloos aantonen dat zij geen van allen wisten wat zij beweerden te weten. Kenmerkend in deze discussies waren de ironie, het inspelen op intuïtie en de zogenaamde elenchus. Dit houdt in dat Socrates verder discussieert op een argument van zijn opponent en hieruit de meest absurde conclusies trekt. Op deze manier wordt het argument van de opponent verworpen. Uiteraard maakte Socrates met deze manier van mensen belachelijk maken een hoop vijanden.

Hoewel Socrates voornamelijk beroemd is vanwege zijn spel van onwetendheid, waren er toch een aantal zaken die hij wel denkt te weten. Voor hem gingen alle deugden samen in één, het goede. Dit goede is de kennis van iemands eigen, echte persoonlijkheid. Als iemand het goede kent, dan zal hij ook altijd het goede doen, zo redeneerde hij. Iemand die iets verkeerds doet, weet niet echt wat het goede is. Op deze manier bekeek Socrates of hij mensen geschikt vond voor bepaalde taken. Als zij verkeerde ideeën hadden over zaken als deugd, moraal en liefde, dan kon hij er ook niet op vertrouwen dat zij het goede zouden doen.

De bekendste dialoog van Plato over Socrates is de Apologie, wat verdediging betekent. Hierin wordt de verdediging van Socrates tegen zijn aanklagers beschreven. Op 70-jarige leeftijd wordt Socrates ter dood veroordeeld voor een Atheense jury. De aanklachten tegen hem waren atheïsme en het bederven van de jeugd. Er stak echter veel meer achter. Een heel aantal van de dertig tirannen waren volgelingen van Socrates. Daarnaast was Alcibiades zijn leerling en deze had de stad Athene verraden. De inwoners van Athene hielden Socrates zodoende deels verantwoordelijk voor de problemen die de stad gekend had. Doordat echter, na het afzetten van de dertig tirannen, een periode van algehele amnestie afgekondigd werd voor alle politieke activisten uit het verleden en Socrates binnen deze periode veroordeeld werd, kon Socrates hiervoor niet gestraft worden. De officiële aanklager van Socrates was Meletus. Maar hij was slechts het gereedschap. Het was algemeen bekend dat Anytus, een van de leiders van de nieuwe democratie, achter het complot zat. De aanklacht van atheïsme kwam waarschijnlijk ook niet van zijn kant, aangezien hij dat jaar al iemand verdedigd had die van hetzelfde beschuldigd werd, maar was alleen toegevoegd omdat Meletus een expert was op dit gebied. Zodoende was Socrates’ proces er een zonder uitgesproken bewijs en met een onzichtbare aanklager. Uiteindelijk wordt Socrates ter dood veroordeeld en hoewel hij een mogelijkheid krijgt hieraan te ontsnappen, dronk hij toch de gifbeker leeg.

Publicatie verschenen in Simon Ster 32.6 en 33.1